Etappe 2: Gomera - Guadeloupe
Mañana
De tweede etappe breekt aan. Aat reist twee dagen vóór ons af naar Gomera en treft een schip aan met lege accu’s. Hij controleert de walspanning, vervangt stekkers en na telefonisch beraad concluderen we dat de gecombineerde acculader-omvormer defect is. Het apparaat houdt normaal in de haven de accu’s vol en maakt op zee van accustroom 220 volt. Het is een half jaar oud, is officieel gemonteerd en het is van vitaal belang. Het houdt de computer draaiend en dus het elektronische kaartsysteem, het zorgt dat alle telefoons en camera’s bijgeladen kunnen worden en het bepaalde zelfs onze proviandering omdat we uitgegaan zijn van onderweg zelf brood bakken op 220 volt. Ik bel met de installateur, de dealer en de fabrikant en roep hel en verdoemenis over hen af ingeval onze oversteek in gevaar komt. Een uur voordat ons vliegtuig opstijgt krijg ik de toezegging dat ze een nieuwe opsturen naar La Gomera, diezelfde dag nog.
De bemanning heeft een nieuwe samenstelling deze etappe. Matthijs volgt zijn oudere broer Tjalko op volgens plan. Hans heeft (niet volgens plan) afgehaakt. Laurens komt in zijn plaats. Hij studeert net als Matthijs bedrijfskunde en heeft zelfs zijn eindstage voor deze reis verzet. Op Schiphol zwaaien familieleden ons uit.
Vliegen wordt nooit gewoon. Uit de grauwe en bekrompen biotoop der nederigen betreden we het domein der goden. Alles wordt plots gezien in een groter verband. Om mij staande te houden in deze schaalvergroting probeer ik de twee werelden met elkaar te verbinden. Natúúrlijk is er altijd zon, wij zien hem alleen vaak niet. En natuurlijk zijn de landen en zeeën onder mij net als op de globe thuis op, alleen zijn ze nu echt. En een vliegtuig is net als een schip alleen dan met twee masten aan de zijkanten en het beweegt sneller. En verder is Gomera net als Texel alleen is het groter en zit er een berg op.
In Marina Gomera liggen zo’n twintig jachten die klaar zijn voor de Atlantische oversteek. We horen van iedereen verhalen en wat hun voorgenomen bestemming is. Sommigen gaan ná de Carieb ook nog de Stille Oceaan op. Aat luistert eerst met rode oortjes naar die al die verhalen. Later weet hij precies welke schepen de verste bestemming hebben en zegt hij graag mee te willen de wereld rond. En nog later treffen we hem op de steigers aan in gesprek met de betreffende schippers terwijl hij zijn kookkunst ophemelt. Zelf spreekt hij over een babbeltje maken. Wij vinden het weinig minder dan prostitutie.
De acculader-omvormer is er de volgende dag niet zoals beloofd. Het is dan zondag 1 december, de geplande dag van afvaart. Wij blijven optimistisch. Maar op maandag is hij er evenmin. We speuren ’s morgens op de Internet site van de transporteur en constateren dat het apparaat onderweg is naar Gomeros in Portugal in plaats van naar La Gomera. De fabrikant is onthutst als we hem dit melden en laat ons later telefonisch weten dat het via Lissabon en Madrid alsnog naar ons toekomt. Het kan dan overmorgen mogelijk op Tenerif aankomen en mogelijk een dag later op Gomera zijn.
We vinden dat niet zo’n goed plan en doen een tegenvoorstel. Dit apparaat retour afzender, al is het met de postkoets en een tweede nog vanochtend op het vliegtuig op Schiphol! Aarzelend geeft de fabrikant toe. Hij belooft het na ons aandringen zélf naar Schiphol te brengen. Het kan dan vanavond hier zijn, hoogstens morgen. Wij hebben inmiddels een monteur geregeld die het defecte apparaat morgen wil uitbouwen en het nieuwe inbouwen. Ook hebben we vijf nieuwe accu’s besteld omdat de oude (half jaar oud) allemaal stuk zijn door ontlading. We hebben de oude ingeleverd omdat de afmetingen identiek moeten zijn. Alles moet van Tenerif komen. Als de nieuwe accu’s tenslotte op de steiger afgeleverd worden blijken ze twee centimeter te groot en moeten ze allemaal weer retour.
De beide jongens gaan elke aankomsttijd van de veerboot vragen of er een pakket is voor ons met de nieuwe acculader omvormer. Het antwoord is steeds ontkennend. “Mañana”, krijgen ze te horen.
Omdat er geen vlucht Amsterdam- Tenerif was, is onze zending onderweg naar Madrid. Mañana kan het dan op Tenerif zijn en de dag na mañana op Gomera. Wij bellen de Nederlandse transporteur om de zaak maximaal te bespoedigen. Iemand in de haven blijkt een kennis te hebben bij de douane in Tenerif. Hij belt hem om het inklaren te bespoedigen. De betreffende douane belooft onze zending als eerste uit het vliegtuig te halen en in te klaren. Maar als het vliegtuig vertraging heeft, en daar lijkt het op volgens hem, haalt hij dat niet voor het sluitingstijd is en dan wordt het mañana. De monteur die op vandaag had gerekend voor inbouw, laat weten dat zijn vriendin overkomt en hij ons de volgende dag niet meer kan helpen.
Wij van de Breeze vragen ons af waarom we al deze lieden in ’s hemelsnaam hebben toegelaten tot de Europese Unie. We besluiten onze zending morgen zelf te gaan halen op Tenerif. De schipper tekent voor Aat een machtiging voor ontvangst. Aat krijgt ook documenten mee van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden waarop verklaard wordt dat de Breeze Nederlands grondgebied is en we vragen de transporteur om een fax waarin staat dat de zending vrij is van vrachtkosten.
Al vóór het vliegtuig landt heeft Aat op Tenerif de formaliteiten rond en kan hij de douanier die een kennis was ván en waakzaam zou zijn, achter zijn loket wakker maken om hem een stempel te laten zetten.
‘s Avonds in het donker op Gomera sjouwt Aat een gewichtig pakket onder gejuich de veerboot af. De schipper gaat zelf aan het sleutelen en een uur na middernacht hebben we weer stroom aan boord.
De volgende ochtend vroeg varen we uit. Het is nu 5 december vijf dagen later dan gepland.
Tenminste één fout hebben we bij dit alles echter wel gemaakt. Mañana hebben we steeds vertaald met “morgen”, maar het betekent in dit land gewoonweg ”not today”.
Columbusgevoel
De “Easy”, het schip waarmee we zouden opvaren wilde niet langer wachten op onze reparatie en is gisteren vertrokken. Het ligt bij ons vertrek 20 uur op ons vóór. Er is weinig wind en regelmatig staat de motor bij. Gomera verdwijnt uit zicht en na anderhalve dag eveneens Hierro, het laatste eiland van de Canaries. Bij zijn ontdekking van Amerika in 1492 voer Columbus dezelfde route die wij nu varen. De theorie van de oversteek is eenvoudig. Ergens bij de twintigste breedtegraad noorderbreedte begint de passaat te waaien. Een constante wind uit het oostnoordoosten. Soms begint hij iets noordelijker al, soms moet je iets verder zuidelijk varen, maar vroeg of laat steekt hij altijd op. De almanak spreekt over “the highway to the Caribic”.
Het ligt dus voor de hand om bij weinig wind wat brandstof te spenderen om zo in die grote stroom terecht te komen. Maar er moet wel gerekend worden. De overtocht wordt geschat op twintig dagen. Brandstof is er bij continue draaien maar voor vier dagen. Maar er is een strategische reserve nodig om accu’s vol te kunnen houden. Conclusie: als de tank nog half vol is, dan is er geen weg terug meer.
Het verschil tussen ons en Columbus is dat wij zeker weten dat aan de overkant land ligt. Hij vermoedde het alleen maar.
En verder hebben wij vacuüm verpakt voedsel, vitaminen pillen in doordruk strips en weinig kans op scheurbuik en had hij muffe scheepsbeschuit met wormen. Daarentegen had hij een missie met de zegen van Zijner Aller Katholiekste Majesteit de Koning van Spanje om Indië om de west te bereiken en daar het enige ware geloof te verbreiden. En waarschijnlijk had hij ook de zegen van de Heere Zélf bij deze Zending. Dat moeten deze agnostische recreanten van de Breeze nog maar afwachten.
Maar wat we gemeenschappelijk hebben is de eenzaamheid. Regelmatig citeerden we de afgelopen tijd de dichter:
I must go down to the sea again
to the loneley sea and the sky
and all I ask is a sailingship
and a star to steer her by.
Maar deze zee is wel héél erg eenzaam. Rond 1 december zijn uit Gomera zo’n vijftien schepen vertrokken die onderling contact houden, zoals ook onze bedoeling was. Ze zijn inmiddels ver buiten ons marifoon bereik. Dat geldt nu zelfs voor de Easy. ’s Nachts zien we niet één licht passeren. Mijn enige contact met de rest van de wereld is de iridium telefoon. Ik meld de Nederlandse Kustwacht ons vertrek en de verwachte aankomsttijd in Guadeloupe, maar het is meer een symbolische navelstreng dan een praktische. Pogingen tot contact met andere schepen, ook met iridium bezitters, leiden deze nachten niet tot resultaat.
Laurens is al dagen in de weer met lijn en aas. Op acht december schreeuwt hij het uit.
Er zit een Dorade aan de haak! De actie die nodig is om het beest in de kuip te krijgen, blijkt absoluut ongeschikt voor vegetariërs, dierenbeschermers en andere zachtmoedige types. Maar ook eenmaal in de kuip geeft het beest zich niet zomaar gewonnen. Gomeraanse vissers adviseerden ons eerder om wat alcohol in de kieuwen te gieten bij deze krachtmeting. De keuze voor een glaasje Beerenburg van de weduwe Joustra blijkt hier uitkomst te bieden. Als het beest daarvan tot rust komt en wij het kunnen meten, blijkt het iets minder dan een meter lang te zijn. Laurens wil er wel twintig keer mee op de foto. Staande en gehurkt (hijzelf), liggend en hangend (het beest )en alles wat er maar te bedenken is. Het valt te vrezen dat zijn huisgenoten nog vele jaren getuigen zullen moeten zijn van een moord op posterformaat.
Aat sust vervolgens ons geweten door op de juiste wijze van deze prachtige Dorade een voortreffelijke maaltijd te bereiden.
Op 10 december is de wind helemaal op na dagen van afnemende en variabele winden. Vannacht konden we nog enige voortgang maken met zes knopen wind, nu komen we echt niet meer vooruit. We proberen van alles, rollen zeilen deels weg en fixeren ze met boom en bulletalie, maar de deining maakt dat alles alleen maar hangt te slaan en kapot gaat. We zijn helemaal alleen midden op de oceaan zonder wind. Het weerbericht van eergisteren beloofde vandaag wind maar zit dus goed mis. En nieuwe berichten beloven niet veel verbetering. Met afstanden die te groot zijn om onze weg te vervolgen op de motor zijn we dus gevangenen in een oceaan van ruimte.
Hoe zeer de wanhoop onder de bemanning in zo’n geval kan toeslaan wordt geschetst door een uitspraak van een van de jongemannen: Als ik nu kon kiezen tussen twee weken wind of drie maanden geen seks, zou ik kiezen voor
het eerste!
Storm
Na drie dagen nauwelijks wind slaat het weer in één etmaal volledig om. Het weerbericht dat we drie dagen eerder opvroegen toonde slechts een klein frontje. Elf december rond het middaguur kunnen we nog heerlijk zeilen met elf knoopjes wind en alle zeilen bij. Met het blije uur is de wind tot vierentwintig knopen toegenomen en voor de duisternis valt hebben we het derde rif in het grootzeil en nog maar een klein puntje genua.
In de avond en nacht komen er aanhoudend heftige buien over die veertig knopen wind meebrengen. Storm is al niet leuk maar als die uit een richting komt waar je heen moet is het pas echt vervelend. We gaan over op halve wachten. Aat die geen groot virtuoos is met een stuurwiel wordt vrijgesteld, de jongens sturen twee uur en gaan twee uur te kooi en de schipper blijft vierentwintig uur lang aan dek. We liggen zwaar op één oor en stuiven ook met het verkleinde zeil door het water. Het schip kraakt in zijn voegen. Aat komt ondanks zijn vrijstelling elke wachtwisseling even boven. Hij steekt een pijpje op, zegt groot vertrouwen te hebben in de Breeze en ook zegt hij dat hij van het avontuur geniet. Dat genieten ligt geheel anders voor Matthijs. Hij at voordat de avond viel zijn eigen portie gehaktballen volledig op, daarna mijn onaangeroerde portie en lepelde vervolgens in zijn jeugdige overmoed ook alle overgebleven satésaus naar binnen. Dat moet hij nu flink bezuren. Desondanks blijft hij op de been.
We hebben een zware nacht en worden van al het sturen en reven flink dorstig. Maar drinken leidt vroeg of laat tot een sanitaire stop en dat is een bezigheid die zo veel mogelijk moet worden gemeden. De zeilpakken moeten dan ontritst en los, maar de zwemvesten die eroverheen zitten moeten vast blijven, om vervolgens aangelijnd over de reling te hangen. Om je daar aan lij staande te houden met krampachtig balanceren, het overkomende buiswater zoveel mogelijk te ontwijken en tegelijkertijd bepaalde spieren toch te ontspannen. Circus Breeze.
De schipper haalt in een nacht als deze daarbij ook nog mentale capriolen uit. Omdat zijn uitstraling van invloed is op het moreel, kijkt hij alsof de Breeze dit allemaal al vele malen eerder heeft doorstaan (wat ook zo is, alleen niet midden op de oceaan) en is hij tegelijkertijd in stilte gespitst op elk geluidje dat het schip maakt en dat niet thuis hoort in deze oorverdovende kakofonie.
De beide jongens blijken betrouwbare stuurlieden.
Wij hebben het niet leuk, maar over de Easy maken we ons echt zorgen. Bij het laatste contact sprak Fabio ontzet over Noordzeeweer dat boven zijn hoofd hing. En met een defecte stuurautomaat en een tengere Margherita, betekent dat voor hem een zware nacht. Pas in de namiddag van 12 december luwt het iets. Als we eindelijk iridium contact met ze krijgen worden we gerustgesteld. Margherita spreekt weliswaar over een “terrible night”, maar klinkt blijmoedig. Ze hebben nagenoeg alle zeil weggenomen, hebben alle luiken dichtgedaan en zijn in hun kooien gekropen. Als Fabio vervolgens de posities die wij uitwisselen vergelijkt, roept hij dat we “bloody Dutchmen” zijn. We blijken beide voor dezelfde strategie te hebben gekozen en zijn over bakboord op een zuidelijke koers gaan liggen. Lagen we vóór de storm nog veertig mijl op hem achter, nu liggen we achtenzeventig mijl op hen vóór.
Wij hebben nog steeds een kleine hoop dat we Kerstmis op Guadeloupe kunnen vieren.
Blakte en koerswijziging
Als de storm is overgetrokken komen de lichte winden terug. Dat betekent geen zeildruk meer maar nog wel een flinke deining en dus zeilen die heen en weer slaan. Bij zonsopgang 13 december zien we een scheur in de genua ter hoogte van de bovenste zaling. We hadden het zeil net iets verder moeten inrollen vannacht. Laurens en ik strijken het en repareren het op het voordek terwijl de anderen slapen. Als we daar mee bezig zijn komt er vlak voor onze boeg een school bultruggen langs. Zo dichtbij dat hun adem is te ruiken! Omdat de video camera binnen handbereik ligt komen ze prachtig in beeld! Ze zijn ongeveer net zo groot als de Breeze en zwemmen rustig proestend voorlangs. Officieel komen wij van rechts, maar omdat ze met zijn zevenen zijn geven we ze voorrang.
Na het ontbijt komen de steeksleutels uit de kast. Vannacht zakte het toerental van de motor enkele malen en hebben we hem uitgezet. Als er al geen wind is moet de motor het in elk geval blijven doen. Het klonk alsof het brandstoffilter bezig was verstopt te raken. Ik vervang het voor een nieuw. Na een uurtje klussen gonst de motor weer vertrouwenwekkend als vanouds.
De wind blijft langdurig uit. We verkeren in volstrekte onzekerheid over de weersverwachting omdat we momenteel geen satellietbereik hebben en niets kunnen opvragen. Niets is erger dan in onzekerheid verkeren, meen ik stellig. Hoewel, als ik even later denk aan het gelukzalig onwetende leven dat mijn hond leidt, is er ook wel weer iets te zeggen voor het tegendeel.
In de nacht van 13 op 14 december is er zelfs niet het lichtste zuchtje te vangen en lijkt het beter alle zeilen te strijken. Als alle anderen liggen te slapen ga ik zelf op de vloer van de kajuit liggen en kijk door het open luik naar een prachtige sterrenhemel. Ik lig zo dicht mogelijk bij de kiel om zo min mogelijk last te hebben van de deining. Die is lang en sloom, maar wel zo’n drie meter hoog en stuurloos rammelen we alle kanten uit.
Een paar uur eerder heeft de Easy ons opgeroepen en voorgesteld op de motor met onze laatste brandstof de koers te verleggen naar de Kaap Verdische eilanden. Fabio is door de windstilte ook door zijn diesel aan het raken. Hij heeft enkelzijband radiocontact gehad met Italië en hoorde dat de Passaat momenteel veel zuidelijker zit dan normaal en hij wil opnieuw voorraad innemen. Zuidoost gaan varen in plaats van west is niet veel minder dan terugkeren!! Ik laat hem daarom in eerste instantie weten dat ik daar een nachtje over wil waken.
Om 07.00 UTC krijg ik iridium contact met Meteo Consult in Nederland. Ik laat me uitvoerig voorlichten. De weersystemen zijn grondig van slag. We zitten in de doldrums en moeten afzakken tot de vijftiende breedtegraad om passaat wind te vinden! Dat is drie honderd mijl zuidelijker! Daar zou momenteel tien tot vijftien knopen wind staan.
Op zichzelf klopt dat met de berichten die ik gisteren kreeg van het jacht Sarabande. Op onze huidige positie zal het pas over vier of vijf dagen wat gaan waaien om dan na twee dagen weer af te nemen. Ik wek de bemanning en we beraadslagen. Behalve de optie om hier te blijven wachten op wind, is er de optie om de tank leeg te varen in zuidelijke richting. Met dan als gevolg dat we over een paar dagen geen accustroom meer hebben en geen communicatie meer én het risico lopen nog steeds niet zuidelijk genoeg te zitten.
Het is duidelijk. Het roer gaat om. Maar gaan we die Kaap Verden eigenlijk wel halen met deze beperkte brandstofvoorraad?
Mindeloo
Op de motor in het zuinigste toerental naar de Kaap Verden. We rekenen bij
herhaling aan ons brandstofverbruik en komen tot de conclusie dat we er zonder
wind niet komen. Bij elk zuchtje wordt er zeil gezet, maar even vaak is het van
korte duur. Als we net vóór de bestemming zouden dobberen en met de equatoriale stroom terugdrijven naar het westen zou dat zijn jammer van alle moeite. We houden contact met de Easy en hopen op een sleepje in geval van nood. Drie dagen en nachten liggen we op deze onvoorziene en ongewilde koers. Eenmaal word ik gewekt voor een volgende wacht terwijl ik droom over mijn grootmoeder. We dineren samen en ze zegt te betreuren dat ik al dertig jaar niet meer op haar verjaardag ben geweest. Dat klopt want ze is al dertig jaar niet meer jarig geweest. Wonderlijk de menselijke geest. Waarom komt ze me nu uitgerekend bezoeken op weg naar de Kaap Verdische eilanden?
Zo lang als we naar de eilanden uitzagen, zo plotseling zijn ze er. Bij de
dageraad van 16 december geen wolken aan de einder, maar silhouetten van
vulkanen. Indrukwekkende klompen steen, miljoenen jaren geleden uitgespuugd door onderzeese aardlagen. Met ingehouden adem zeilen we naderbij, want inmiddels is er wat wind.
Kaap Verden betekent "groene kapen" maar door klimaatsverandering is er van dat groen niet veel over. Kale bruine rotsen zover als we kunnen zien.
Nederzettinkjes van enkele tientallen huizen zien we in sommige dalen. In groot
isolement en afhankelijk van aanvoer over water.
De Easy is in zicht gekomen en we zijn nu gerust op onze aankomst. De beide schepen videoën elkaar; nietige zeilbootjes tegen een achtergrond van massieve
bergpartijen en onder dramatische muzikale begeleiding van Bocelli uit de Breeze
luidsprekers. I-max cinema, maar echter. Sao Vicente is het op één na noordelijkste eiland. De baai is een op zeeniveau
liggende vulkaankrater van zo'n twee mijl doorsnee, die aan de noordzijde open
is zodat je er in kunt varen. Eén grote rotspunt in die invaart geeft aan dat de
kraterrand onder water doorloopt en maakt de baai heel karakteristiek. Mindelo
bay is met geen andere baai te verwarren en is in veel shanties bezongen. We
komen zeilend binnen. Hier lagen eeuwen lang de dwars getuigde zeilschepen voor anker om te provianderen. Vaak als laatste stop voor thuiskomst vol zeelui met heimwee. Wij provianderen ook. Eérst brandstof! Er komt een rubberbootje langszij en twee negerjongens vertellen ons dat ze onze vrienden zijn. Homberto is de baas van de twee en hij stelt Carlos voor; óók al een vriend. Hollandse katten uit bomen kijken is er hier niet bij. Homberto legt een overvloedige hoeveelheid
getuigschriften van eerder geholpen schippers aan mijn voeten in het gangboord. Hij wil onze gids zijn.
Dit is Afrika. Met hem aan boord varen we naar een bunkerstation. In onze dieseltank van 200 liter vullen we 196(!) liter bij.
We zoeken een ankerplek en Homberto brengt de andere drie bemanningsleden naar de wal voor inkopen. 's Avonds nuttigen de twee schepen gezamenlijk een Indische rijsttafel aan boord van de Breeze. Je schip onbeheerd achterlaten, al is het maar voor een uur, wordt hier sterk afgeraden.
De volgende morgen volgt de rest van de boodschappen. Mindeloo is arm. Kapotte straten, slecht onderhouden huizen, geen hygiëne en een erbarmelijke
gezondheidstoestand van de mensen. Een oude blinde vrouw en een apathische,
volstrekt depressieve man blijven op mijn netvlies hangen. Ze hebben een
schuilplaats voor het leven gezocht bij de voordeur van de kerk aan de voeten
van de verveloze Maagd Maria. We vullen nog wat eerste levensbehoeften aan. Maar van de spullen die we kopen blijken thuis de appels rotte klokhuizen te hebben, in de yoghurtbakjes zien we schimmel na openen en de batterijen hebben bij gebruik een brandduur van vijf minuten. De hoertjes aan de haven tenslotte zouden we nog niet willen met geld toe. Heaven is a place on earth. Maar niet déze plaats. Afrika hoeft voor mij niet.
Even na het middaguur lichten we de ankers. De nog immer imposante
vulkaanmassa's verdwijnen langzaam aan de einder.
Extacy
Op 19 december, op vijftien graden noorderbreedte hebben we de eerste passaatwind. De zee is kalm, er is een heldere hemel, het is volle maan en er is juist genoeg wind om de spinnaker vol te houden. Laurens en ik hebben de hondenwacht. Beurtelings sturen we de nacht door zonder veel te zeggen. Er heerst een meditatieve stemming in de stuurkuip. Als een mens aan boord in de passaat niet kalm en beschouwend kan worden, wordt hij het nooit meer. Zen en de kunst van het zeezeilen.
Als ik na de wacht om vier uur te kooi ga, onderga ik de bewegingen van het schip zo intens dat ik niet direct in slaap val. Ik denk aan de schipper van het jacht Syllogic. Hij is hoogleraar aan een faculteit waar kunstmatige zelflerende intelligentie wordt ontwikkeld. Hij probeert al jaren om met computers een zeilschip zichzelf te laten besturen onder alle weersomstandigheden met optimale snelheid. Daarin is hij inmiddels vergevorderd getuige de recente prestaties van de Syllogic in een Transatlantische race. De professor was overigens tijdens die race zelf wél aan boord, maar naar zijn zeggen alleen om te kijken hoe zijn computers het eraf brachten.
Iedere zeeman weet dat een schip rolt en stampt en slingert. Maar omdat computers dom zijn, geen zeebenen hebben en die scheepsbewegingen niet aanvoelen heeft de professor een computerprogramma geschreven. Daarbij worden die scheepsbewegingen beschreven als versnellingen en vertragingen langs afzonderlijk één verticale as en twee horizontale assen. De professor vertelde mij vorig jaar allereerst met enthousiasme over zijn schip. Vervolgens vertellend over de race die het schip had gevaren werd hij uitbundig. Maar ronduit lyrisch werd hij tenslotte over het computerprogramma. Grafiek na grafiek werd getoond evenals schermen vol met cijferreeksen. De majestueuze en extatische bewegingen van een zeilschip getransformeerd tot een taal van enen en nullen. Een taal die alleen gesproken kan worden tussen een professor en een door hemzelf opgevoede computer.
Fascinerend. Maar tegelijk toch ook wat kaal vonden wij van de faculteit nautische poëzie (zie ook www.faculteitnautischepoezie.nl ). Alsof je de muziek van Bach wilt vangen in sinusafbeeldingen van luchttrillingen. Nu in mijn kooi bedenk ik dat de beweging van een zeiljacht vooral een functie is van de deining; van het slingergetal van het schip; van de winddruk in de zeilen en van de koersvastheid van de roerganger. Bovendien is daar de oude psychologische wet die zegt dat het geheel méér is dan de som der delen. Een schip is niet slechts een voorwerp van samengestelde bewegingen. Een schip is een wezen. Een schip heeft een ziel. Zij beweegt ook zonder dat wij haar besturen.
Aan mijn voeteneinde wijst haar boeg momenteel naar het Caraïbisch gebied. De punt van die boeg schrijft door haar bewegen als het ware met grote krullende kalligrafische letters op de einder. Zojuist door een extra grote golf een hoofdletter G beginnend bij het gelukzalige Grenada, dan door een windvlaagje enig onvast schrift langs het Jamaicaanse eiland der rumbonen en tenslotte door mijmerende onoplettendheid van de roerganger een verlangend lange uithaal naar de Maagdeneilanden.
De oceaan wiegt mij. Al schrijvend over de horizon val ik in slaap.
Deining
Meteo Consult heeft ons voor vertrek uit Mindeloo gewaarschuwd voor een groot deiningsveld met hoge noordelijke deining tussen 30ºen 50º westerlengte. Als we de 30º lengtegraad passeren is er weinig te merken. We constateren in onze opgeruimdheid dat het dus wel over zal zijn. Een dag later krijgen we echter een lange dwars inkomende zee met golven van zeker zes meter hoog. Dat duurt een paar etmalen en is het doodvermoeiend. Eerst hebben we er nog wind bij en dus stabiliserende zeildruk, maar later zakt de wind in. Het tuig begint te slaan; de mast knerpt en het schip kraakt. Buiten in de kuip kun je nog anticiperen op de golven, maar als je binnen moet zijn wordt je gestóórd van de deining. Wie ons binnen zou zien bewegen, zou vinden dat noch John Cleese, noch andere leden van het Instituut For Silly Walks, ons vandaag zouden overtreffen. Vooral de kok heeft het zwaar te verduren. Het schip maakt zulke halen dat veel ingrediënten tijdens het bereiden van het avondmaal naast de pan terecht komen. Als de asperges met ham en puree bijna uitgeserveerd kunnen worden, wordt zijn onverstoorbare humeur flink op de proef gesteld. De pan met roomsaus neemt een aanloopje over het aanrecht, werkt zich over het slingerrandje en verspreid zich over de volle breedte van de kajuit. Als we uiteindelijk toch iets op ons bord krijgen wordt dit door ons met een laag Amy-Groskamp-ten-Have-gehalte, zonder beleefdheden en zonder omzien naar de anderen, zo snel mogelijk weg gelepeld vóór de zee het ons weer afpakt.
’s Avonds horen we in de kast iets omvallen. Behoedzaam, met het deurtje op een kier kijken we wat er aan de hand is. Maar het is al te laat. Op het ritme van de deining vliegt ons horizontaal de inhoud van een doos Benco korrels om de oren. We besluiten dat we nu genoeg hebben van deze dagenlang durende deining. We gaan voor enige tijd in hongerstaking.
Op vierentwintig december vieren we kerstavond. De zee is wat gekalmeerd en het is tropisch zoel. We eten pannenkoeken met stroop in korte broek bij zonsondergang. We krijgen e-mail van degenen van wie we houden. We lachen en we zingen tot het donker is. Omdat we de geweide Kerst sfeer nog niet helemaal te pakken hebben, blijft het zingen voornamelijk beperkt tot Zuiderzee ballades en tot kleine cafés die aan de haven staan.
We varen de zon achterna met het grootzeil aan lij en de genua in de boom te loevert.
Ook zonder veel fantasie een tuig in de vorm
van een grote witte kerstboom.
Kersttango’s
Op tweede kerstdag om 04.00 uur krijgen we rare buien over ons heen. Het is bewolkt, er is nog geen maan en het is stikdonker. Zelfs de horizon valt niet te onderscheiden en ons besef van wat boven is en wat onder, hangt voor een belangrijk deel af van de stand van de kuipvloer. Voordat de zon onderging zagen we achter ons al dreigende luchten. Die zijn nu inmiddels boven ons hoofd komen hangen.
De eerste bui doet de wind eerst iets afnemen, dan volgen er ruimende én krimpende windschiftingen en vervolgens barst de hel los. Het gaat blazen en stortregenen. Met het derde rif in het grootzeil en een puntje genua kunnen we dat nog redelijk doorstaan, maar we raken er ons gevoel voor richting geheel door kwijt. Ook omdat we nog niet veel systematiek in de windschiftingen ontdekken. Onder deze omstandigheden koers houden zou betekenen continue de zeilstand veranderen. Dus kiezen we er voor de windinval constant te houden en bakstag op te vangen. Gevolg: we slalommen en draaien rondjes. Van boven moet het eruit zien alsof we een tango dansen. Het ene moment varen we richting Groenland, het ander moment richting Venezuela. Dat is althans wat het kompas aangeeft want vanuit de kuip is er niets te zien. Nog niet ons eigen voorstag. Met de ogen op de windhoekmeter en de vingers op de druktoetsen plus 10º en min 10º van de stuurautomaat houden we de windinvalshoek zo constant mogelijk. De wind loopt op in de buien tot achtendertig knopen wind, een volle 8 Beaufort. Doordat we zo met knoppen in de weer zijn lijkt het bijna een soort computerspel waarmee we bezig zijn. Alsof we niet midden op de oceaan aan het zeilen zijn, maar op een attractiepark in een simulatie cabine zitten. Maar dan met echte regen en een echt bewegende vloer. Elke bui duurt ongeveer een kwartier. Uitstappen en muntjes teruggeven bij de kassa van de attractie is er niet bij. Zelfs zonder nieuwe muntjes mogen we een keer of tien spelen. Bij de eerste buien zijn we nog tamelijk beducht voor wat er kan gebeuren. Later zien we het mallotige in van al onze zwierige rondjes en wordt ondanks de bakken regen en de gierende wind de sfeer berustend. Dit zijn dus de gevreesde squalls.
Ons uitgangspunt van deze reis, namelijk dat wij degenen zijn die bepalen waarheen de Breeze vaart en niet andersom, komt door deze ervaring flink in de verdrukking. Zeilen als een metafoor dus voor het echte leven. Daar kunnen we óók al zo moeilijk de these van de vrije wilsbeschikking overboord zetten als zijnde achterhaald. We wéten wel dat veel meer van ons gedrag dan we altijd aannamen gedetermineerd is, maar we willen het maar moeizaam toegeven.
De Breeze komt, als alle buien zijn overgetrokken, schoongespoeld uit de strijd. Wijzelf komen er voornamelijk opgelucht uit. Wat beduusd en wat lacherig tegelijk. We denken aan de Kerstsfeer die er momenteel thuis is. Nu we door het natuurgeweld zijn gespaard, komt hier aan boord ook zonder kalkoen iets van bezinning op gang.
Gedachten
Waarnemen is een actief en creatief proces. De werkelijkheid ís er niet, wij construeren hem. De Grote Beer is niet meer dan een handjevol willekeurig uitgestrooide sterren. Je kunt daar een figuur in zien, maar alleen als je enige fantasie gebruikt. Zo is het met alle waarnemen.
Wie een boek leest moet meer fantasie gebruiken om tot een voorstelling te komen dan wie hetzelfde verhaal als film krijgt voorgeschoteld. Bij een film is er zo’n overvloed aan prikkels die je aangereikt krijgt dat je er passief bij kunt blijven.
Zo’n zelfde verschil is er tussen enerzijds een oceaanreis en anderzijds een reis over land of een bezoek aan een grote stad of extremer nog, een bezoek aan een attractiepark. De oceaan heeft weliswaar duizend gezichten, maar deze omgeving is toch minder rijk aan visuele of andere prikkels. Wat je beleeft op zee wordt daarom hoge mate bepaald door je eigen fantasie en de betekenis die je geeft aan de dingen die je hoort en ziet en voelt. Reizen is voor een groot deel reizen door je eigen hoofd. Niet alleen de golven en de wolken rondom bepalen wat we zien, ook wat wij in onszelf vinden als we de zee van ons geheugen doorkruisen.
Ik denk dat dit de reden is dat zeezeilers in hun reisverhalen vaak zoveel beschouwende elementen stoppen.
We hebben naast de papieren kaart aan boord twee elektronische kaartsystemen; de plotter en het pc programma. Merkwaardigerwijs geeft het ene systeem naar waypoint Guadeloupe een koers aan die maar liefst vijftien graden afwijkt van het andere systeem. En daarmee lijkt het andere systeem fout te zitten. Lange tijd begrijpen we niet waarom dat is. Beide systemen geven wel een identieke positie aan. Het verschil tussen loxodroom varen en grootcirkel varen kan hooguit enkele graden zijn weten we. Het nut van e-mail per iridium telefoon blijkt ook nu weer. De geraadpleegde deskundige aan de wal oppert dat het ene systeem waarschijnlijk de ware koers geeft en het andere de kompaskoers. En inderdaad bedraagt de variatie in deze streken rond de vijftien graden. Maar sinds de stuurwielketting reparatie is ons kompas niet meer opnieuw gesteld en is dit niet meer het instrument waarop we sturen.
Een ander opmerkelijk fenomeen hier op de oceaan is de wisseling van onze emoties. Overdag is geen zee ons te hoog. We zeilen bergen water op en af. Ook in windkracht acht varen we nog wedstrijd met de Easy. We voeren de spinnaker tot en met windkracht vijf. We juichen als we een golf af surfen en we een eerder snelheidsrecord breken. We hopen dat de volgende achterop komende breker net iets groter is dan de vorige om er een nóg mooiere foto van te kunnen maken.
Maar als de nacht valt, er geen maan is en wel bewolking, als de wereld rondom de Breeze klein en schimmig wordt, dan verduistert ook onze moed. Ik merk dan dat ik gespitst ben op alle ongewone geluiden die het schip maakt en dat ik schrik als er twee meter naast mij een dolfijn ineens zijn adem uitblaast. Ik denk aan de deelnemer aan de Atlantic Rally for Cruisers die een paar dagen geleden hier op deze oversteek is verdronken. En ik ontwaak soms uit gepeins en gepieker over hoe te handelen ingeval de mast overboord zou gaan. Terwijl dat toch gewoon een bekend draaiboek is. Ik roep mezelf dan tot de orde om aan iets anders te denken.
En dat alles terwijl er nauwelijks iets veranderd is in vergelijking met enkele uren tevoren. Zelfde schip, zelfde golven, zelfde wind. Alleen maar ander licht. En dus andere emoties. Ergo: moed is een afgeleide van zonlicht.
Bezweringsrituelen
Al dagen zijn Aat en Laurens met dwaze maar daarom niet minder noemenswaardige dingen bezig. Ze maken tabellen met cijfers waaruit ze proberen af te leiden wanneer de Breeze zal aankomen voor de haven ingang van Guadeloupe. Dat is merkwaardig omdat er aan boord twee computers zijn die een ETA (expected time of arrival) tonen na een eenvoudige druk op de knop. Maar zo gemakkelijk als die te produceren zijn zo weinig zijn ze ook waard. Want met op het scherm een ETA van bijvoorbeeld 4 januari 20.13 uur op het ene moment verandert dit moeiteloos naar bijvoorbeeld 2 januari 11.55 uur als de Breeze even een vlaagje krijgt. Evenals het omgekeerde.
Ondanks deze gedetailleerde non informatie, slaan de mannen zélf aan het rekenen. De oud ondernemer met zijn aannemers potloodje en de jonge aspirant manager met modern jargon waarin veel targets voorkomen.
En het is geen eenmalige bevlieging, maar het wordt een dagelijks ritueel. Zoals anderen bidden, thee drinken of siёsta houden. “Als we nu eens een daggemiddelde zouden kunnen aanhouden van…” Of: “Als we nu zorgen dat we niet onder de vijf knopen varen…..”, zijn teksten die veelvuldig te horen zijn. En dat terwijl ieder weet dat één windstilte alle berekeningen teniet zal doen. En dat windstiltes niet te voorspellen zijn.
De psychologische verklaring voor dit nutteloze gedrag is lijkt mij, dat de oceaan te groot is voor de geest. Zij maakt de mens klein en afhankelijk, wat wij allen slecht verdragen. Rekenen geeft houvast en voorspellen geeft zelfs macht. Zijn niet alle rituelen pogingen om angst te bezweren?
Daar komt nog bij dat de vraag; wanneer zijn we er, uitgaat van een geheel onjuist uitgangspunt. We zijn er namelijk al! Hier op zee zijn, is wat we wilden. Het gaat immers hier, evenals in het hele leven niet om de aankomst, het gaat om de reis. Aankomen is het einde, je bestemming bereiken is een vorm van sterven.
En zo spreken wij in de kuip onder de sterren wederom over de zin van het leven, het bestaan van God en de oneindigheid van het heelal.
Slijtage
Met de Easy is er elke dag tenminste eenmaal marifoon contact of, als ze buiten zendbereik is, een iridium contact om de middagposities uit te wisselen. Op achtentwintig december, komt er echter geen antwoord. Pas laat op de dag neemt Fabio de telefoon op. Hij heeft problemen. De motor maakt een raar geluid en hij durft hem slechts spaarzaam en alleen in lage toeren te draaien. Bij ons aan boord maken we stroom met de schroefas generator (als we vaart genoeg hebben), maar hij draaide tot nu elke dag de motor een paar uur om de accu’s vol te houden. Dat lukt nu niet meer. De accu’s zijn bijna leeg. Ze hebben alle elektronica uitgezet en sturen met de hand. Ze denken zelfs onze assistentie nodig te hebben over enkele dagen bij het binnenlopen van de haven.
Vandaag op dertig december om 10.05 UTC explodeert onze spinnaker. We hebben er de hele nacht mee gevaren op een bijna voordewindse koers met zo’n twintig knopen wind. Dan gaat het fout als we in een vlaag en door een iets te late correctie dertig graden te hoog sturen. We vallen af, de spi valt in een keer weer vol wind en direct knalt de top eraf en vervolgens het ook hele voorlijk. Matthijs en Aat komen gealarmeerd uit hun kooien en we bergen met zijn vieren de restanten in de hoop dat de zeilmaker er nog iets van kan maken.
Later op de dag vinden we aan dek ook nog stukken van een schijf uit een blok bovenin de mast, en het is onduidelijk welk blok. En verder constateer ik vandaag ook dat er speling zit in het achterste stuurboord zalingwant. Er is iets ontzet in de constructie. Onderdeks is er mogelijk plaatselijk wat delaminatie ontstaan tussen het dek en een verstijvend kastschot. Als dat zo is, dan zal dat gebeurd zijn tijdens de storm van 12 december.
Het wordt tijd dat we land maken.
In plaats van aankomen op twintig december zoals we van tevoren steeds aannamen, is het nu al dertig december en zijn we er nog steeds niet. We raken meer en meer door onze voorraden heen. Opgebruikt of over de houdbaarheidsdatum heen. Van de biervoorraad onder de vloer ontploffen er elke dag wel een paar blikken. De Breeze ruikt hierdoor naar de Rotterdamse studentensociёteit Hermes.
Regelmatig tijdens deze reis noemden we de jongens verwend als ze de pinda’s afsloegen omdat ze cashew nootjes wilden en als ze hun neus ophaalden voor een B merk bier. Maar inmiddels is het zover dat zelfs alle B merken op rantsoen staan en gretig genuttigd worden. Opvoedend zo’n tochtje voor de -I want it all, and I want it now -generatie. Ook de laatste van de drie drinkwatertanks is inmiddels aangebroken en handwasjes voor kleding zijn taboe.
Vandaag om 13.00 UTC, nog 360 mijl van Guadeloupe, zien we de eerste tekenen van land. Net als Columbus zien we plukken zeewier drijven. Een paar uur later komt er een vogel op onze boot afvliegen om polshoogte te nemen. Het is een forse witte vogel met een enorme grote bek en een krachtige vleugelslag, die niets weg heeft van de gracieus scherende pijlstormjagers die we tijdens de overtocht om ons heen zagen. Hij draait zeker twintig rondjes om ons heen; kijkt ons echt aan; negeert de toegeworpen versnapering en vervolgt dan zijn weg.
Naar de verwachting van dit moment komen we aan in de nacht van een op twee januari. We hebben er dan achtentwintig dagen over gedaan, de te late start buiten beschouwing gelaten. Aan de Atlantic Rally for Cruisers van 2001 namen tien jachten deel van vierenveertig voet, dezelfde lengte als de Breeze heeft. Van die tien kwam de laatste na twintig dagen binnen en de eerste al na zestien dagen. Het lijkt aannemelijk dat het El Niño effect verantwoordelijk is voor het huidige verstoorde weerbeeld.
Nog wat andere conclusies die ik nu alvast voor mezelf trek naar aanleiding van deze oversteek:
Eén: Het heelal mag dan oneindig zijn, de oceaan is ook erg groot.
Twee: Over het bestaan van God valt veel te zeggen.
En drie: Het is zéér de vraag of niet-zeezeilers ooit écht iets zullen begrijpen van de wereld.
Aankomst
Het is vandaag 1 januari en om 16.25 uur UTC klinkt de langverwachte roep. “Land in zicht !!”. Het is het eiland Marie Galante dat bij Guadeloupe hoort. De stemming aan boord is uitbundig. We hebben het geflikt, ondanks alle tegenslag. Veel langer had het ook niet moeten duren. Bijna al ons eten is op, en de derde drinkwatertank begon vandaag lucht op te pompen.\\30
We varen plat voor de wind op een koers van 285º en moeten een paar maal gijpen om tussen de diverse eilanden door te manoeuvreren. Terwijl de avond valt komt Guadeloupe dichterbij. We zien steeds meer lichten op de kust. We zoeken contact met de Easy die blijkt te hebben afgemeerd net vóór het donker werd. Hij raad ons sterk af om binnen te varen bij duister. In 1999 heeft de orkaan Lucy de golfbreker bij de haveningang doen instorten. De invaart van de marina is sindsdien versperd met rotsblokken en er is maar een doorgang van een scheepslengte breed.
Om 21.30 uur locale tijd zijn we voor de haven. Het is dan UTC 01.30 uur op 2 januari. Juist dan breekt er een tropische stortbui los die weinig zicht over laat. We ankeren honderd meter uit de kust in tien meter diep water. Ik realiseer me dat de laatste resten Ketelmeer modder aan mijn anker zich nu vermengen met Caraïbisch zand.
Als de hoosbui over is horen we geroep van de wal. Autolichten knipperen en we herkennen onze gelieven. Ze hebben al dagen op de uitkijk gestaan en hebben onze navigatie lichten niet over het hoofd gezien. Wat te verwachten was gebeurt. We besluiten tóch een poging te doen naar binnen te varen. Zeiden de oude zeelui al niet: een vrouwenhaar trekt harder dan een bovenmarszeil? Het anker gaat op, de brillen worden drooggemaakt; de schijnwerper gaat aan en meer drijvend dan varend schuiven we richting rotsen. De haveningang is inderdaad heel erg smal, maar wie een oceaan over zeilt, neemt ook hele nauwe gaatjes.
Niet alleen de meisjes verwachten ons. Ze hebben twaalf dagen op de uitkijk gestaan en de halve marina weet van onze komst. Op het clubhuis terras drinken we punch, wisselen verhalen uit, drinken we nog meer punch en wisselen we nog meer verhalen uit totdat we omvallen. Tijd bestaat op dat moment niet meer voor ons. De nulmeridiaan tijd waarop we een maand geleefd hebben, diende uitsluitend voor het scheepsregime van de wachtwisseling en was al weken geen aanduiding meer van dag en nacht. Acht uur achtereen slapen moeten we opnieuw leren evenals lopen op vaste grond. De volgende dag wordt het decor gewisseld. De plastic kommetjes in de kombuis gaan onderin de kast en het porseleinen havenservies komt tevoorschijn evenals het glaswerk. De huisregels van de schipperin keren terug en alles aan boord krijgt weer zijn oude vaste plek. Het fornuis blijkt toch nog te kunnen glimmen, vettige grijze theedoeken worden vervangen door fris gekleurde en op de tafels verschijnen geborduurde tafelkleedjes. Het wonder van de vrouwelijke hand.
Het levensritme in dit stukje Frankrijk is Caraïbisch. Pas ni problème. Zo vraagt bijvoorbeeld niemand me nog om havengeld te betalen of in te klaren, laat staan dat er douane aan boord komt. Maar er is ook geen box voor ons gereserveerd ondanks de toezeggingen vóór de oversteek. We krijgen een tijdelijke ligplaats op een plek waar we het schip zeker niet vertrouwd kunnen achterlaten voor een aantal maanden en we moeten dus elke dag aandringen op een betere oplossing. Maar de mensen hier, overwegend Creools, zijn alleraardigst.
Begroetingen zijn uitbundig en fysiek. Kom ik de havenmeester tegen of anderen van de marina waarmee ik heb kennisgemaakt, dan volgt het volgende ritueel. Aaaahh!! Wordt er op een afstand van tien meter, wederzijds geroepen met brede grijns. Bonjour!! Op een afstand van vijf meter. Dan worden er handen uitgestoken en allerlei schouders uitvoerig beklopt alsof het hier een reünie betreft van oude makkers. En is daar alle tijd voor genomen dan worden er schijnbaar volstrekt triviale mededelingen gedaan aan elkaar. Il fait chaud aujourd’huit n’est ce pas? Aaaah oui, il fait très chaud! En we lachen, alsof we elkaar zojuist de grootste mop hebben verteld. Aanstekelijk gelach vanaf alle plaatsen op straat waar mensen samen scholen is net zo kenmerkend voor dit eiland als de cacaobonen en de pelikanen.
Guadeloupe
Guadeloupe is een vulkaan eiland. De hoogste top is de Souffrière, die1467 meter hoog is. Het eiland heeft voor deze regio veel regenval en is daarom erg groen. Alle bergen zijn begroeid tot aan de top wat er tropisch uitziet en in het binnenland zijn er zelfs echte tropische regenwouden. Als gevolg van dit alles zijn er ook veel riviertjes. De oorspronkelijke naam van het eiland luidt: “Karukera”, wat betekent: eiland van mooie wateren. Er wonen 350.000 mensen, waarvan slechts 8% blank. Het is een Franse provincie evenals Martinique. Er zijn dagelijkse lijnvluchten vanuit Parijs. De supermarkten zijn goed gesorteerd en wat nog belangrijker is, evenzo de watersportwinkels. Een nieuwe V-snaar voor de generator, een membraam voor de waterpomp, zeilmakersgaren in de juiste dikte en veel andere zaken waar een schipper gelukkig van kan worden zijn er te vinden.
Voor de jongens is een van de eerste levensbehoeften een bezoek aan de disco. Het wordt een cultuurshock voor ze. De Creoolse meisjes zijn er ofwel verlegen ofwel afwijzend naar blanken, onduidelijk wat van de twee, maar de veroveringen blijven uit. En als er gedanst wordt, gaat het in de ogen van beide jonge mannen op zeer ouderwetse wijze. Aan een meisje behoort tevoren gevraagd te worden of ze wil dansen en op de dansvloer vorm je dan met zijn tweeën een paar. Er hier geen sprake van de anarchistische polygamie zoals ze die thuis gewend zijn, waarbij je solo de dansvloer op gaat en begint te bewegen in de hoop dat een passerende chick een paar rondjes meebeweegt.
Het eiland is een merkwaardige mengeling van Frans en Afrikaans. De wegen bijvoorbeeld zijn goed onderhouden en meerbaans dicht bij de grote bevolkingscentra, net als bij Parijs. Maar ze worden in de periferie steeds hobbeliger. De bewegwijzering is identiek aan die in Frankrijk. En net als in Frankrijk wordt de Franse taal en cultuur nadrukkelijk in stand gehouden. Zo zijn radiozenders verplicht na elke Engelstalige tophit een Frans chanson te draaien. Een ouderwets normatieve overheid dus in plaats van onze eigen lakse regenten die gemakzucht verwarren met tolerantie.
Het Afrikaanse element zit hem in het levenstempo. Weinig animo om veel werk te verzetten overdag. Maar een enorme vitaliteit als na zonsondergang de trommels uit de kast komen en de sambaballen. Alles wordt dan ritme en je moet wel heel veel polderklei aan je klompen hebben om dan te kunnen blijven stilzitten.
In de marina leren we een fransman kennen die aanbiedt gids te zijn bij onze tochten door het binnenland. Ooit heeft hij dezelfde oceaanovertocht gemaakt als wij. Ooit had hij ook een zeilboot maar die heeft allang geen zeilen meer en deze drijft zelfs nog maar ternauwernood. “Once I was a sailor too”, vertelt hij ons, “but now I am a husband”. We huren hem in. Iemand die zó aan lager wal is geraakt, verdient ondersteuning.
We bezoeken met hem de regenwouden in het binnenland en de “chutes”, zoals de watervallen hier worden genoemd. We liggen in hete zwavel baden die boven in de bergen her en der tussen de rotsen te vinden zijn. En we mengen ons daar met de dagjesmensen. Wetende dat wij niet zijn zoals zij. Zij hebben een geheel verzorgde reis geboekt bij het reisbureau om de hoek. Misschien wel op hun airmiles bonnetjes. Zij lopen achter de gids aan en zij kijken links als de gids links wijst. Zij zijn toeristen. Wij daarentegen, wij zijn reizigers. Hier gekomen op eigen kiel. Op eigen kompas. Reizigers zoals Columbus. Of zoals de vergeten Nederlandse ontdekkingreizigers Houtman en de Keizer, die Indië bereikten. Zoals Bontekoe en zoals Tasman.
En bovenop de Souffrière kijken we uit over de oceaan. Onze oceaan. Juist op tijd overgestoken, overpeins ik. In de nadagen van mijn onoverwinnelijkheid.
Odysseus herzien
Het verhaal van Odysseus is bekend. De grote Griekse held vaart na jaren van omzwervingen en heldendaden met zijn bemanning langs het eiland der Sirenen. Hij wil graag het prachtige en betoverende gezang van deze vrouwen horen, maar hij wil tegelijkertijd niet in hun ban raken. En dus laat hij zijn mannen de oren dichtsmeren met was, zodat zij niets horen en immuun zijn voor de betovering. En laat hij zichzelf vastbinden aan de mast zodat hij niet overboord kan springen en erheen zwemmen. Welk bevel hij tijdens het passeren van het eiland ook geeft, zegt hij hen, ze moeten doorvaren en hem vastgebonden laten totdat ze voorbij het eiland zijn.
Dit verhaal vertelt in feite iets over halfhartigheid. Over angst je ergens aan over te geven. Wèl door het raam gluren en je verlekkeren maar dan gauw hard weglopen. Alsof fascinatie een besmetting is. Alsof geraakt zijn en daardoor veranderen gelijkstaat met controleverlies. In plaats daarvan kiezen voor doorvaren naar huis en haard en je oude vertrouwde leven hervatten. Conclusie: Odysseus was gewoon een burgerman.
Hoe betoverend voor ons de Caraïbische archipel ook is, ook wij vliegen terug naar huis en haard en ook wij gaan door met het gewone leven. Gebonden aan een praktijkagenda vol patiënten, aan een hypotheek, aan de gewenning van motregen. Ook wij deinzen terug voor rigoureuze koerswijzigingen. Slechts af en toe op zondagochtenden speelt er nog een onrustig makende fantasie op, over alle trossen losgooien in Nederland en een langdurig bestaan in dit tropische eilandenrijk.
Bernard Moitessier deed het wél. Moitessier nam deel aan de allereerste solozeilrace rond de wereld in de zestiger jaren. Na maanden van strijd die de hele wereld via de pers volgen kon, lag hij op kop nadat de helft van zijn concurrenten had moeten opgeven. Driekwart van de aardbol was toen rond gezeild. Engeland en de finish kwamen bijna in zicht en eeuwige roem zou zijn deel worden. Maar toen bedacht hij zich. De oceaan had hem betoverd en hij wilde haar niet verlaten. Moitessier wendde de steven en begon aansluitend aan een tweede wereldomzeiling die tenslotte eindigde op een afgelegen Polynesisch eiland middenin de Stille oceaan. Geen winnaar van de race, geen camera’s, geen contracten. Wél zelfoverwinning, ziele rust en voor altijd geruis van branding.
Inmiddels hebben wij wel besloten dat de Breeze niet teruggaat naar Europa in mei a.s. zoals gepland was. Allereerst omdat er wat reparaties te doen zijn, maar vooral omdat er hier zoveel te zien valt. Pas in mei 2004 willen we haar terug brengen op zijn vroegst, maar misschien nog wel een paar jaar later. We gaan haar vaak bezoeken. We hopen dan af en toe vrienden mee te nemen. En tussendoor zullen wij steeds een paar maanden ons werk en andere plichten vervullen.
Een scheut Odysseus en vleugje Moitessier.
|