Dromen van Icarus
Hier,
in dit twee dimensionale landschap
tussen kust en kim,
werden reizigers ooit veroordeeld
tot het lot van wandluizen
die nooit het bloemenbehang
van hun eigen muur zouden zien.
Maar juist hier werd reizen tot kunst,
werd reizen navigeren.
Vuurtorens worden hier gedeeld
door de cijfers uit de Leer der Tangens
op zoek naar de afstand tot de kust.
Zon- en sterrestanden worden hier geschreven
door discipelen van Archimedes
wetend van een vast punt in het heelal,
op zoek naar de zekerheid
van longitude en latitude,
immer vrezend voor lagerwal.
Dit landschap
dat zijn kustlijnen verstopt achter kapen
en mondingen met landengtes maskeert.
Waar klippen tot het laatst
versmolten zijn met het vasteland.
Dit landschap dat straft met schipbreuk
en beloont met lijfsbehoud,
bracht nieuwe reizigers voort.
Zij die zichzelf leerden vliegen
boven hun kaarten,
met passer en kompas
met tabellen en sextanten
en zich verhieven uit hun platvloersheid.
Want zij bezaten de dromen van Icarus.
G.R.
Terschelling, augustus 2000.
meer nautische gedichten
Uitreiking van de journaalprijs 2006 door voorzitter Frits Berkel van de Nederlandse Vereniging van Kustzeilers.
Het reisverslag 'Slechts toeschouwers' verscheen in de Waterkampioen van april 2005.
We are dealer of SHIPSONIC. Learn more on how to prevent algae build-up on your ship's hull with the ultra sonic transducer of SHIPSONIC.
|
|
|
Appartement Breeze
Kort voor Pasen vliegen Anjès en ik weer terug naar Guadeloupe voor een korte vakantie. De oorlog die gaande is tegen de Muzelmannen maakt alle douaniers uiterst waakzaam. In onze bagage zit onder andere een hoge drukspuit. Zélf vind ik het spuitstuk kort voor vertrek ook al verdacht veel lijken op de loop van een stengun. Maar hoe ik ook pas en meet, de 'loop' blijft uit de bagage steken. De lappen die ik er omwikkel blijken het alleen maar erger te maken. En dus moet ik op vier luchthavens uitleg geven. En omdat dat niet helpt, moet ik overal mijn koffer uitpakken en mijn deodorant en boxershorts uitstallen. Mijn bijdrage aan de strijd tegen het moslim terrorisme. Verder zitten in de bagage potten polyesterhars, staaldraad, terminals, wantspanners en andere roestvrij staal materiaal om zelf een reparatie te kunnen uitvoeren. Maar vooral ook boeken en factor vijftien. De Breeze blijkt er bij aankomst prima bij te liggen. We worden hartelijk verwelkomd door diverse bekenden en wisselen nieuws en wetenswaardigheden uit. Op eerste Paasdag melden onze franse vrienden Chantal en Michel in het voorbijlopen dat ze een zeiltochtje gaan maken naar de Iles des Saints. Er klinkt een soort uitnodiging in door. Wij zitten ongewassen en slaperig van onze jetlag aan het ontbijt en onze dag is nog blanco. Fietsen huren, een boek lezen in de kuip, de klus van gisteren afmaken, alles is nog mogelijk. Waarom nu hals over kop gaan varen? Toch doen we het. Dan is de drempelvrees om met zijn tweeën uit te varen meteen over en kunnen we ook hun locale bekendheid benutten. Binnen tien minuten zijn we los en op weg naar Iles des Saints. Al in de haven blijkt de Breeze traag en slecht manoeuvreerbaar vanwege de aangroei. Ook missen we de genua omdat die in januari is afgeslagen en opgeborgen. We moeten het nu met de kotterfok doen. Hun "Elena" loopt daarom flink op ons uit. Na twee en een half uur varen verdwijnt zij in de verte voor ons in een baai van Terre d'en Basse. Ze roepen ons op maar met onze kennis van het Frans is converseren over de marifoon niet eenvoudig. We peilen de rotsen en vinden haar na een half uur terug. In twaalf meter diep water gaat onze hele ketting uit. Michel ligt al voor anker en komt snorkelend op ons af. Behalve onze romp blijkt ook de schroef flink aangegroeid. Coquilles! weet Michel. Met een plamuurmes steken we er samen het ergste af. Coquilles blijken verzot te zijn op de Nederlandse milieu vriendelijke anti aangroeiverf. De siësta uren worden vervolgens door beide bemanningen snorkelend doorgebracht. De Elena vangt zes zee-egels en een flinke schildpad. Het lot van dit laatste beestje valt nog mee: poseren voor een foto en vervolgens nagekeken worden bij het wegzwemmen. De egels treffen het slechter. Wij zijn op de Elena te dineren gevraagd en zij blijken op het menu te staan als voorafje. Geroutineerd knipt Michel door de stekels aan de onderkant heen en doet ons voor hoe je de oranje substantie aan de binnenkant van de schaal uitlepelt. Negenennegentig procent van dit stekelige Godswonder wordt daarna achteloos overboord gegooid. "Delicieux n'est ce pas!?" roept hij verrukt. Uuh.. c'est très spéciale ... menen wij beleefd. Er volgen vele gangen van inheemse lekkernijen waarbij wij gaandeweg minder afgewogen hoeven te zijn met onze beleefdheden. Speciaal uit de Medoc is er ook wijn ingevlogen en één ding is zeker: zee-egels maken erg dorstig. Tegen het einde van de middag keren wij daarom beschonken zwemmend terug naar de Breeze die honderd meter verderop ten anker ligt. Diep onder ons rotsen vol zee-egels met verloren familieleden, die ons aanstaren. 's Avonds in onze eigen kuip in de marina gaat het over de heilige Antonius die, zoals wij leerden op school, zóveel hield van de dieren en de bloemen dat hij hele dagen met hen sprak. En via hen met zijn Schepper. Maar wat wij nu beseffen is dat wij destijds niet leerden hoe deze heilige in Godsnaam zijn maag vulde! Kun je zee-egels zielig vinden en niet eten, maar wel bijvoorbeeld schelvis zonder schuldgevoel verorberen? Mijn lieve echtgenote vindt dat in elk geval schildpadden clementie verdienen omdat ze honderdvijftig jaar worden en je zo lief aankijken. En ze voelen zo warm in dat koude water. Ik sympathiseer met deze gedachte maar wordt gehinderd door een zeker dogmatisme. Ofwel niet zeuren en alles wat loopt, vliegt, zwemt en aan takken hangt eetbaar verklaren. Dat doen we al duizenden jaren en als we dat niet hadden gedaan waren we er nu niet geweest. Ofwel constateren dat een nieuw millennium is aangebroken, dat we niet langer als kannibalen onze mede bewoners op deze planeet kunnen opeten. En dan dus een handvest voor de rechten van het dier opstellen. Maar dan voor alle dieren. En dan niet de zeehondjes bevoorrechten omdat ze zo aaibaar zijn en de schildpadjes omdat ze zo oud worden. Maar wat, als we dat doen, moeten we dan in ?s hemelsnaam eten? Ik doe het niet op elke dag sojabonen. En zo blijkt wederom: jede Konzekwentz führt zur Teufel.
Appartement Breeze II
"It's all about winning", lees ik op een T-shirt als we na Pasen op een terras wat zitten te eten. Er steekt een blonde kop boven het T-shirt uit en in zijn kielzog volgt een nog blondere kop. Het lijkt niet erg riskant om ze niet in het frans maar in het engels aan te spreken. Swante en Ulf heten ze en ze komen uit Zweden. Swante was schipper op het zusterschip van de Assa Embloy. Ulf is zijn zeilmaat. Ze behoren net als wij tot de familie der overstekers en hebben dezelfde biotoop als wij. We zetten twee stoelen bij en binnen de kortste keren worden de ervaringen uitgewisseld. Ze varen rond met een smal zesendertig voetertje. Uit Zweden vertrokken in een sneeuwstorm in november jl. en zo verlaat vanwege uit de hand gelopen geklus. Daarna tussen Portugal en Tenerif zevenenvijftig knopen zuidelijke wind gehad, waarin ze langdurig moesten bijliggen. Maar nu alweer maanden in het paradijs hier. Ja, Trinidad is een goede plek voor reparaties. Ja, het carnaval is er heftig. Nee, ze kunnen deze marina niet binnenlopen met hun 2.30m diepgang en ze liggen nog op de rede voor anker. Nee, de douane op Guadeloupe en Martinique is allerminst lastig. Ja, de bijboot kan ?s nachts beter aan dek in verband met diefstal. Op de Kaap Verden hebben ze hun eigen bijboot moeten terug kopen omdat die volgens locals 's nachts was afgedreven en door hen was gered. Thuis heet kennisuitwisseling zoals dit bijscholing, worden studiedagen door de werkgever betaald als je ze tenminste in drievoud hebt aangevraagd en worden geaccrediteerde congressen bijgeschreven op je conduitestaat. Hier heerst nog weldadige deregulering. We bomen een nacht door en ze blijken eenzelfde literaire smaak te hebben als wij. Alle elf delen van kapitein Hornblower hebben ze gelezen en ook sommen we met gemak beurtelings voorvallen op uit Rode Orm. Alleen het scheepsjournaal van Bontekoe kennen ze niet. Is dat eigenlijk wel vertaald in het Zweeds? Dit lijkt me een aandachtspuntje voor het ministerie van IGNV (Instandhouding van ons Glorieuze Nautische Verleden). De volgende dag gaan we met onze scheepspapieren met enige schroom naar het douanekantoor. Wij zijn Guadeloupe binnengelopen op 1 januari maar we verzuimden toen in te klaren. Het was Kerstvakantie en op de momenten dat wij er voor de deur stonden waren ze gesloten. Maar we hebben het toen ook niet consequent alle dagen erna geprobeerd. Eergisteren met Pasen waren ze wederom dicht en gisteren zijn ze gesignaleerd, maar wij troffen toch een dichte deur. Vandaag staat de deur eindelijk open maar nu zijn we dus vier maanden te laat. Van iemand in de haven hoorden we een verhaal over zeilers die van St. Lucia naar St. Vincent waren gevaren, onderweg een paar nachten hadden geankerd en zich daarover moesten verantwoorden omdat de reisduur niet overeenstemde met de data van uit- en inklaren. Het formulier dat ik nu voor mijn neus krijg laat geen halve waarheden toe. Ik biecht op en trek mijn vriendelijkste gezicht. De man wordt niet koud of warm van mijn nalatigheid. Zal ik bij datum van aankomst januari of april invullen, vraag ik? Hij prefereert het eerste. Zal ik bij de vraag over bemanning, die van toen of die van nu invullen? Hier prefereert hij het laatste. Dit geheel volgens het credo van het eiland: "Pas ni problème". Enkele dagen later loopt het Franse schip Mallory onze marina binnen en meert naast ons af. Het blijkt een zusterschip te zijn van de Breeze hoewel je daarvoor goed moet kijken omdat het er zo vettig uitziet alsof het op de walvisvaart heeft gediend. Maar ze zijn geëxcuseerd want ze zijn al drie jaar onderweg en komen nu uit Patagoni?. 'Terugkeer uit Patagoni?', het zou een boek van Melville of van Conrad kunnen zijn. En het roept associaties op met de roaring forties, met ijsbergen en met Vuurlanders. De schipper vertelt dat ze zwaar weer hebben gehad bij Kaap Hoorn maar dat het schip zich fantastisch heeft gehouden. En dat schept een band. Reden om te besluiten dat de Fransen, hoewel laatkomers, ook een plekje verdienen in de glorieuze nautische geschiedenis.
Het geschonden paradijs
Op 31 augustus 2003 vliegen we via Parijs wederom terug naar Point a Pietre op Guadeloupe. Wij hebben de Breeze vier en een halve maand niet gezien en zijn erg benieuwd hoe we haar aantreffen. Laurent, onze Franse gids, haalt ons van het vliegveld op en rijdt ons naar de marina aan de westkust van het eiland. De weg door de bossen is aardedonker. Ondanks het late uur hangt er een massieve broeierige warmte en rijden we met alle ramen open. De krekels buiten (des grenouilles) zijn met duizenden aanwezig en ze zingen niet, ze krijsen. Ze loeien. We zijn terug in de tropen. Tegen middernacht zijn we in de marina. Laurent helpt ons met de bagage aan boord tillen en vertrekt. Als we aan boord het luik willen openen ziet dat er niet goed uit. Het is beschadigd en staat op een kier. We vrezen het ergste. Binnen blijken alle kasten te zijn doorzocht en is het een chaos. We aarzelen of we de politie zullen bellen of alles op zullen ruimen. De politie blijkt zich ook hier bij voorkeur aan kantooruren te houden. Omdat we moe zijn stoppen we alles terug in de kasten en gaan we slapen. Het is onduidelijk wat we allemaal missen. De stemming is ver beneden nul. Het liefst zouden we terugvliegen. De volgende dag ontdekken we van steeds meer spullen dat ze verdwenen zijn. Gelukkig is alle navigatieapparatuur ongeschonden. Maar er zijn vishengels verdwenen, sportschoenen, een olielamp die meegekomen is van het vorige schip, mijn zonnebril op sterkte en alle bootkussens. Geen kapitale zaken, maar wel dingen waar we aan gehecht zijn. Maar erger nog, de Breeze is gewond. De sloten zijn geforceerd en het kajuitluik is beschadigd. Ik lik de wonden. "Des gamins", zegt de politie van de brigade nautique als ik de volgende dag samen met Chantal, onze Franse vriendin, aangifte doe in een armzalig kantoortje met een ventilator en bladders aan het plafond. Maar het kan me helemaal niet schelen of het kwajongens zijn of professionals, locals of passanten, licht bruinen of pikzwarten, ik tref uitgebreide voorbereidingen om ze te kielhalen. Hoewel voorlopig alleen nog even in gedachten. Die dag blijkt dat het kostbaarste van hetgeen gestolen is, ons vertrouwen in de eilandbewoners is. Tijdens ons vorige bezoek was het zo dat we elke passant als representant van het paradijs joviaal toezwaaiden of groetten. Als een soort verre neef van de nobele wilde. In de eenvoudige veronderstelling dat alle eilandbewoners hartelijke goedwillende muzikale trommelbespelende levensgenieters waren. Die zittend onder een kokospalm ver van de jachtige beschaving niet eens op slechte gedachten zouden kúnnen komen. Deze illusie is nu aan duigen gevallen en blijkt een door ons zelf geconstrueerde werkelijkheid. Van de weeromstuit wordt nu iedereen die de Breeze te aandachtig bekijkt naar onze smaak, of iedereen die de Breeze juist mijdt met zijn blik, door ons met groot wantrouwen nagekeken. Maar na verloop van tijd blijkt dat óók het tegenovergestelde uitgangspunt, dat iedereen slecht is, even onwerkbaar is als het uitgangspunt dat iedereen goed is. We zullen iemands goedheid hier, net als thuis, per keer moeten beoordelen. Moeizame maar onontkoombare arbeid. Is er niet een tijd geweest waarin eenvoudigweg vaststond wie er goed en wie er slecht was? Toen de Engelsen onze glorieuze Verenigde Oost-Indische Compagnie hinderden bijvoorbeeld en zij állen tot zinken moesten worden gebracht. Of eerder toen Alva een bezetter was en alle Spanjaarden verdoemde Paapsen waren die te vuur en te zwaard bestreden moesten worden. Of toen wij op kruistocht gingen tegen de ketterse Moren en onze God die de enige echte God was die bij alle doodslag aan onze kant stond. Zo, dat het duidelijk was, dat áls we dan onverhoopt zouden sterven in de strijd, dat de onzen in de hemel kwamen en hunnen in de hel. Hoe overzichtelijk was de wereld toen! Maar nu moet ikzelf uitvinden wie van deze eilandbewoners ik de hand zal blijven schudden en wie niet. Want sommigen blijven gewoon ontwapenend vriendelijk en hartelijk. Terwijl anderen onsympathieke racistische blankenhaters zijn, zo wordt me verteld. En dat blijkt ook al spoedig. Zo kom ik in een schoenmakerij waar de eigenaar me nauwelijks een blik waardig keurt. Laat staan dat ik een antwoord krijg op mijn vriendelijke en in mijn allerbeste school Frans gestelde vragen. Alleen omdat hij een hekel heeft aan blanken. En dus aan mij. En dan te bedenken dat deze zwarte schoenmaker nog niet eens weet dat mijn achter oud oom Matthias Jacobus Reedijck in 1732, zijn betovergrootvader in Guinea heeft gekocht van een Fantijnse vorst voor de huidige prijs van één paar eenvoudige plastic schoenen. En hem vervolgens in het bedompte scheepsruim van het Gulden Schaap naar hier heeft getransporteerd. Ik besluit het hem ook maar niet te vertellen. En zo staan wij vandaag in winkels van dit paradijselijke eiland tussen allerlei lichtbruine en donkerbruine mensen, zitten wij in restaurants en op het strand tussen hen in en zoeken we onze weg tussen genegenheid en afkeer. Uitgerust met een gebrekkig instrumentarium. Wij, witten met een wit hart. Twijfelend of die pikzwarte meneer ons bij de kassa nu vóór laat gaan uit hoffelijkheid of uit koloniale onderdanigheid. Onzeker ook of die prachtige Creoolse op het strand de ogen even af wendt om het spel van het flirten te spelen, of omdat ze zwarte eilanders prefereert boven deze blonde zeevaarder. En aarzelend ook bij het fotograferen van een schattig klein negermeisje met kraaltjes in haar haar, omdat we absoluut de schijn van aapjes kijken willen vermijden.
Slechts toeschouwers
Het is nu de vijfde keer sinds onze Atlantische oversteek met Kerst 2002 en ons onverwachte besluit het schip voorlopig in Guadeloupe te laten, dat we aan boord komen voor een paar weken vakantie. We willen dit keer van hier graag naar Antigua zeilen om de Antigua zeilweek mee te maken. De Breeze treffen we in goede staat aan; geen ongedierte en geen inbrekers, dankzij uitgebreide voorzorgen drie maanden terug. De eerste dag halen we de zonnetent eraf, maken we schoon schip, slaan we zeilen aan, slaan we proviand in en komen we onze jetlag te boven. De tweede dag moeten er mosselen gestoken worden. Met name schroef en roer zijn na enkele maanden zodanig aangegroeid dat er nauwelijks te varen valt. Omdat onze marina geen eigen helling heeft is hier zelfwerkzaamheid geboden. Traag vanwege de aangroei en met moeite komen we de haven uit en op open water ga ik overboord met duikbril en plamuurmes. Na ongeveer twee uur is het ergste eraf maar vanwege een flinke deining was het dit keer een lastige klus. Van hier naar English Harbour op Antigua is 75 mijl. We willen dat doen in twee dagtochten; eerst naar Deshaies aan de noordwest punt van Guadeloupe en dan de oversteek. Deshaies is niet meer dan een beschutte inham in de rotsen en we blijven er onverwacht twee nachten want het is flink gaan waaien. Om die reden liggen er wel dertig jachten te schuilen en varen we de derde dag uit tegelijk met een aantal anderen. Antigua is een voormalige Engelse kolonie. Sinds de onafhankelijkheid is het wat verarmd. De Engelsen hebben er niet veel zeggenschap meer, maar het kost ze ook geen geld. De Fransen kozen met Guadeloupe en Martinique voor de tegengestelde oplossing. Het zijn Franse departementen die de Franse schatkist veel geld kosten, maar de Franse regering heeft er alle zeggenschap. De Nederlandse regering heeft voor onze Antillen een tussenoplossing gekozen; veel kosten en nauwelijks zeggenschap. Op Antigua is de Classic Yacht Regatta in volle gang, die altijd plaatsvindt vóór de Antigua zeilweek. Er lopen al diverse schepen binnen voor de race van volgende week. Als we ingeklaard zijn wordt de wedstrijdkoorts direct voelbaar. Overal in de haven worden de schepen in optimale staat gebracht; lieren worden gedemonteerd en gevet; beslag wordt tot boven in de mast geïnspecteerd en onderwaterschepen worden gepolijst. De locale zeilmaker vertelt me dat hij al dagen doorwerkt tot diep in de nacht. Heel curieus is dat hier vandaag op de steigers, precies dezelfde mannen rondlopen als jaren geleden bij mijn eerste Loosdrechtweek met mijn eerste Pluis. Ze hebben dezelfde racy boten als toen, dezelfde trendy outfits en ze kijken met precies dezelfde hooghartigheid van de cracks van toen. Alleen komen ze nu niet uit Loosdrecht of de Kaag maar uit Fort Lauderdale en Martha?s Vineyard. Maar, misschien komt deze treffende gelijkenis eerder door de waarnemer dan door het waargenomene. Even overweeg ik te elfder ure in te schrijven en mee te doen. Maar spinnakeren in een race met zijn tweeën is geen goed idee. En bovendien zou er dan veel onnodig gewicht van boord moeten en waar laat ik hier mijn reserveankers; vouwfietsen; bijboot; boordbibliotheek en havenporselein om maar eens wat te noemen? Spullen die cruisers wèl en racers niet bij zich plegen te hebben. We doen het dus niet, maar het gevolg is wel dat ik mezelf, als medezeilers informeren naar de stand van zaken, een week lang hoor zeggen: No, no, we are just spectators. Elke dag komen er nu meer schepen binnen. We hebben er goed zicht op want we liggen voor anker pal aan de ingang van de baai. De deelnemerslijst die ik ophaal toont 211 ingeschreven schepen verdeeld over 16 klassen. Twee racing bigboat klassen (honderd voet is hier modaal); twee racing klassen; twee racing/cruiser klassen; drie performance cruising klassen (snelle schepen maar gehandicapt door het gewicht van wasmachines en waterscooters enzo aan boord); een cruiser klasse en zes bareboat klassen. Ik ben met name geïnteresseerd in de Nederlandse deelname en dat blijken maar 7 schepen te zijn. Zes in de zogenaamde bareboat categorie; huurboten van lokale verhuurbedrijven. En één schip in de performance racing klasse, de Geronimo een Swan 651, van een Nederlandse eigenaar met een Belgische schipper die deze week met gasten vaart. Voor de statistiek: 58 schepen varen onder de Britse vlag en 25 komen er uit de USA. Bijna alle andere Europese landen zijn vertegenwoordigd, na Engeland het meest Duitsland met 23 schepen, opvallend veel Italianen, Zwitsers en Finnen, maar ook Belgen en Russen. En verder natuurlijk schepen uit de regio. Nederlandse vlággen zijn er nauwelijks te zien. De vrijdag voor aanvang van de wedstrijd is er een aanbreng race van Guadeloupe naar Antigua. Er doen twintig schepen aan mee waaronder de veelbesproken Mari Cha IV. Deze net nieuwe, vacuümgeïnjecteerde, Kevlar versterkte honderdveertig voeter stak eerder de Atlantische oceaan over in zes dagen! We horen dat ze vandaag met twee uur en vijftien minuten de aanbrengrace gewonnen heeft. Zelf deden wij drie dagen geleden zes uur en tien minuten over deze vijfenveertig mijl van Deshaies naar hier. Maar mijn schipperin laat zich niet in het minst imponeren. Ze hanteert een eenvoudige handicap formule; de Breeze is vierenveertig voet, de Mari Cha is meer dan drie keer zo lang en had het dus minstens drie keer zo snel moeten doen. Dat heeft ze niet gehaald en dus hebben wij gewonnen. Vandaag is ook de afsluiting van de Classic Yacht regatta. Hier staan 52 deelnemende schepen op de lijst. Vier hebben Nederlandse wortels. Een ervan is Christoffels Lighthouse, een 91 voeter getekend door Dijkstra en partners en gebouwd bij Holland Jachtbouw in 2000. Het begrip "klassiek" is een paar jaar terug door het wedstrijd comité na veel discussie opgerekt. Het reglement zegt nu: "Yachts in this class must have a look that is true to a traditional design (..) they may however have modern underbodies and appendages and use modern technology in their riggs." Ballotage gaat vooraf aan de inschrijving in deze aparte Spirit of Tradition klasse. Ook heeft de klasse eigen sponsors en een eigen trofee. Christoffels Lighthouse wordt vierde in deze Spirit of Tradition Class B. In de Spirit of Tradition Class A wordt een ander Dijkstra ontwerp derde. Het is de 135 voet grote Windrose of Amsterdam. Ook de Grote Meid een 70 voeter van Paul van Kolen valt in de prijzen. Dit schip vaart in de Classic Class A. En verder is er de Lelanta, een hele échte klassieker, een stagzeilschoener van 76 voet, ontworpen door John Alden en gebouwd in 1929 bij G. de Vries Lentsch. De Lelanta wordt vierde in de Vintage Class A. Vrijdag is er na de prijsuitreiking aan de Classics ook een beachparty. Een lokaal rum merk wil zijn naamsbekendheid vergroten en verstrekt gratis rumcocktails tussen 18.00 en 20.00 uur aan een ieder die dat wil. En velen willen dat. Twee uur is niet lang om hier je dorst te lessen, dus al voor aanvang stuiven de bijboten en de watertaxi?s langs onze ankerplek richting strand. Als het feest al een tijdje gaande is besluiten we ook te gaan en daar aangekomen treffen we een bonte en swingende mengeling aan van zeilers en locals. De reggae muziek vult inmiddels de hele baai. Het rum merk verstrekt behalve gratis rum ook gratis rode petjes met eiland embleem en dus heeft iedereen behalve minstens één glas rum in de hand ook minstens één rood petje op zijn hoofd. Als we aan komen is er niet alleen veel vrolijkheid, nee, er lijkt zelfs totale verbroedering te heersen. Waar 2000 jaar Christendom op dit punt nog steeds povere resultaten boekt is deze aanpak zeer opmerkelijk. Hoewel ik nog maar net op dit eiland ben, schijnt merkwaardigerwijs iedere local me te kennen: Hé mân, ha yea dooin'? roept iedereen me zeer hartelijk toe in Creools Engels. Eén local helpt ons meteen bij aankomst de bijboot het strand op slepen en wurmt zich even later voor ons uit door de menigte om ons de weg naar de tap te wijzen. De barman krijgt van hem aanwijzingen hoe deze nieuwe vriend denkt dat wij onze cocktails het liefst drinken en nog voor ik de mijne op heb en voor we er om vragen gaat hij voor ons in de rij voor een tweede. En een derde. Hij volgt ons als een schaduw en zijn toewijding is zo grenzeloos dat we vrezen niet meer van hem af te komen. Brother noemt hij zich en we gissen wat hij van ons verwacht. Geld? Een baantje aan boord? We weten het niet. Maar omdat we iedereen dus blijken te kennen, maken we met iedereen ook een babbeltje en tenslotte constateert Brother dat hij misbaar is. Behalve hele relaxte rasta mannen zijn er op het feest ook heel veel blonde zeildames die hun schepen met naam en tuigplan nauw aan hun hart sluiten. En omdat ik die dames tot mijn eigen verbazing vanavond ook allemaal blijk te kennen worden er veel diepgaande nautische gesprekken gevoerd. Als mijn schipperin na enkele uren, met scheve ogen naar de schipper, tevreden constateert dat de bar dichtgaat, valt ze even later zèlf van een duin en beland ze beneden op het strand tussen feestgangers. Dan is het duidelijk; het is tijd om te vertrekken. De bijboot wordt het water in gesleept en we vinden in het pikkedonker de Breeze terug achter haar anker. Met reggae muziek vanuit de verte vallen we deinend in slaap. Heaven is a place on earth. Joost is vandaag aan boord geweest. Joost is net afgestudeerd en is een vriendje ván. Hij heeft een jaartje uitgetrokken om de wereld rond te zwerven en zoekt nu een schip voor een oceaanoversteek. Hij hoorde van onze aanwezigheid hier en komt aan boord. Na een glas en een maaltijd gaan we de wal op om een bar te bezoeken. Eenmaal daar wil Joost wat rond lopen om in contact te komen met mogelijke schippers. Hij laat zijn rugzak met belangrijke spullen op zijn barkruk hangen met aan mij het verzoek erop te letten. Wanneer het drukker wordt later, moet ik die lege kruk steeds vaker verdedigen. Als ik even later weer omkijk is Joost zijn rugzak verdwenen! Er staan op dat moment acht opdringerige Ieren in mijn buurt met zeilshirtjes van een charterbedrijf aan en één heeft de door mij te bewaken zwarte tas tussen zijn voeten staan. Ik zeg dat die van mijn vriend is en vraag of hij hem terug wil hangen. De Ier lacht me uit zegt dat de tas van hem is. Zijn zeven makkers grijnzen in koor. Ik herhaal mijn verzoek, De Ier herhaalt zijn antwoord. Soms moet een man keuzes maken in zijn leven. Ik besluit dat ik het er niet bij laat zitten. Wat denken ze wel die Ieren! Hier een beetje doen alsof ze zeelui zijn! Nepzeilers zijn het. Toeristen! Heeft Ierland soms een nautische traditie die in onze schaduw kan staan? Hebben ze Australië soms ontdekt of waren ze als eerste bij Kaap Hoorn? En hebben ze ooit één kolonie gehad, die Ieren? En dan te bedenken dat mijn betovergrootvader Gerhard Pleunius Reedijck in 1595 al aan boord was bij de Houtman en de Keijzer tijdens de eerste schipvaart naar Indië. En dus, als we toen Indië in bezit konden nemen dan moet dat nu met zo?n rugzakje zeker ook lukken. Ik stap van mijn kruk. Gelukkig ziet de man tijdig in dat het mij ernst is en hij besluit opening van zaken te geven. Hij ritst zijn tasje open en toont mij de inhoud. Eén natte badhanddoek. Daar sta ik in twijfel. Zonder beginselvastheid is alles onbegonnen werk. Ik besluit Joost te gaan zoeken. In een der andere lokalen tref ik hem in gesprek. Op zijn rug hangt zijn rugtasje! Ik bries! Ja, verontschuldigt hij zich, ik was daarstraks zó in gesprek dat hij me niet wilde storen en hij het daarom zonder iets te zeggen meegenomen heeft. Halverwege de week beland ik op een locale werf. De barakken zien er wat sjofel uit maar ze blijken hier véél te kunnen; complete refits worden hier gedaan van bigboats van naam en faam, maar ook restauraties van halfvergane curieuze klassiekertjes. Behalve vaklieden zijn de meesten hier dan ook absolute scheepsfanaten. Het ruikt naar houtkrullen en romantiek. Andrew, de Engelse eigenaar van de werf zat in het race comité van de Classic Regatta en neemt eerst de tijd om foto?s die ik nam maar waarbij soms de scheepsnaam ontbreekt, met mij door te nemen. Later stelt hij me voor aan een van zijn mensen die goed Nederlands blijkt te spreken. Deze Australiër woonde jaren in Amsterdam, maar de liefde bracht hem naar dit eiland. Liefde voor een boot wel te verstaan. Eigenlijk is het een bekend verhaal. Als hij op dreef komt vertelt hij dat zijn schip ooit deel uit maakte van een roemruchte eenheidsklasse, maar dat dit is zo ongeveer de laatste is die er over is. Een schitterend ontwerp! Zo mooi zie je ze niet meer! Gebouwd bij Wight door de bekende ontwerper X! Pitch pine op eiken en nog veel meer gepassioneerde teksten stort hij over mij uit. Ik had het vermolmde en gestutte wrak al achter op de werf zien staan en gemeend dat het nooit meer zou varen. Maar die visie moet ik nu herzien en even later beklimmen we samen de ladder naar haar dek. Ieder minpuntje dat hier zichtbaar is, wordt onmiddellijk geweten aan de onkunde en de laksheid van haar vorige schipper. Zo belanden wij tenslotte in haar kajuit. Dat wil zeggen, de ruimte waar de verroeste kielbouten te zien zijn en de kierende gangen. Wij blijven er geruime tijd en spreken eerbiedig en met gedempte stemmen over haar gratie, haar snelheid en haar vroegere glorie. Vervang hier als toeschouwer de geur van houtrot door wierrook, de spanten door pilaren en de patrijspoorten door kerkramen en het is duidelijk dat wij beiden gelovigen zijn. Bijeen gekomen om in deze gewijde stilte aan elkaar te getuigen datgene wat anderen absoluut bedrog zal schijnen; het vaste geloof dat door liefde en toewijding dit schip een nieuw leven zal verwerven. Zondag beklimmen we de hoogte waar Shirley's Heights zich bevindt. Vroeger was dit een van de forten van de Britse Admiraliteit, nu is het een uitspanning en een geliefde plek voor de locals om een hapje te eten en naar een bandje te luisteren. Vandaag is er een steelbandje dat op instrumenten gemaakt van olievaten onwaarschijnlijk virtuoos speelt. Europese evergreens met een Caraïbisch ritme. Hele Creoolse families zijn er en de mensen praten geanimeerd met elkaar en wiegen af en toe eens mee op de muziek. Sommige vaders hebben ook een verrekijker bij zich en blikken daarmee wel eens naar de wedstrijd op zee, maar meer omdat dat zo gedistingeerd staat dan omdat ze het verloop willen volgen. Racen is iets voor die vroegere kolonialen die nog steeds niet begrepen hebben dat God hele andere bedoelingen heeft met deze wereld. Sitting on the dock of the bay, watching the time goes by, bijvoorbeeld. Beneden varen de rivalen overigens niet minder verwoed achter elkaar aan en het is de fotohelikopter die het steelbandje tot keerpunt heeft gekozen, die beide werelden met elkaar verbindt. Later op de dag ontmoeten we Terrence. Terrence is een Amerikaan die een stressvol bestaan op de New Yorkse effectenbeurs nog niet zolang geleden heeft verruild voor het beoefenen van de schilderkunst op Antigua. Hij laat ons zijn werken zien en we horen onszelf er beleefd op reageren. Maar Terrence blijkt ook te fotograferen en daar kunnen we oprecht enthousiast over doen. Hij heeft de race vandaag op de voet gevolgd, is met zijn speedboot hinderlijk door het veld gevaren en dat heeft hem prachtige actiefoto?s opgeleverd. En ons ook na enig onderhandelen en digitaal kopiëren. We hebben nu een goede aanvulling op onze eigen foto's op en rond de steigers. Zaterdag is de dag van de prijsuitreiking. De meeste Nederlandse bareboatzeilers zijn ergens in de middenmoot geëindigd. We ontmoeten ook Joost weer. Hij heeft de laatste twee dagen de onderbemande Geronimo versterkt zonder dat ze daardoor nu meteen in de prijzen zijn gevallen. Maar hij blijkt wél succes te hebben gehad bij het zoeken naar een schip voor een oceaanoversteek. Hij vaart volgende week als betaalde opstapper mee op de Opium naar de Middellandse zee. Er moest voor dit schip een geheel nieuwe bemanning worden gevonden omdat de vorige en bloc, inclusief schipper, ontslag heeft genomen. Deze tachtig voeter was erg onfortuinlijk in de race. Eerst brak er een genuaschoot keerblok van dek zodat een van de grinders knel kwam te zitten en een been verloor. Later kwam het schip aan de grond, naar gerucht door een stuurfout van de eigenaar. Dit verhaal lijkt dus op het spreekwoord: de een zijn poot is de ander zijn brood. Hopelijk brengt de nieuwe schipper meer geluk. Ons enthousiasme voor dit Antigua zeilfeest wordt er in elk geval niet door getemperd. Enkele dagen later gaan we met de Breeze terug naar Guadeloupe met camera's vol beelden en hoofden vol emoties. Het Italiaanse spreekwoord zegt dat je eerst Napels gezien moet hebben voor je in gemoede kunt sterven. Voor ons zeilers ligt dat anders, weten wij nu. En dan zijn er zo ontzettend veel eilanden hier in de Carieb die we nog niet gezien hebben. Reden om te bedenken dat we hier de komende dertig jaar wel willen blijven.
Op de wal
December 2004 verlaten we Guadeloupe na twee jaar verblijf. Er moeten werkzaamheden worden verricht aan de Breeze en de reparatie faciliteiten in de hoofdstad Point à Pietre zijn ondermaats. We horen klachten van yachties over wekenlange stakingen op de werf. We horen Fabio's verhaal die er zijn motor heeft later reviseren wat weken vertraging oplevert. En als het eindelijk klaar is, en hij onderweg is naar het eiland Dominica, moet hij hals over kop terug omdat zijn machinekamer blijkt vol te lopen en zijn schip dreigt te zinken. En als we een polyesterman gevonden hebben wil die alleen repareren op zijn eigen werf een paar mijl van de kust af, waardoor de Breeze versleept zou moeten op een vrachtwagen. We doen het niet. Volgens de berichten zijn de faciliteiten op Martinique beter. Een week voor Kerst varen we erheen en na twee dagen komen we aan. Martinique is welvarender dan Guadeloupe. Van alle tien euro's die uitgegeven worden op Guadeloupe komen er negen binnen uit subsidies van de Franse overheid. Op Martinique, dat ook Frans is, komen de inkomsten voor de helft uit eigen verdiensten. Het eiland is welvarender; de wegen zijn beter onderhouden; het percentage blanke Fransen is hoger en er is meer toerisme. Er is een grote marina in le Marin. Le Marin is een plaats aan de zuidkant van het eiland aan een baai die een paar mijl in doorsnee is. Het gonst er van de nautische activiteiten; de marina heeft 450 ligplaatsen en zo'n zelfde aantal schepen ligt in de baai nog eens voor anker. De baai geeft een goede beschutting tegen orkanen. In de haven zijn meer dan 15 charter bedrijven gevestigd. Er is een reparatiewerf; enkele zeilmakerijen; twee scheepsmotoren dealers; een goede scheepselektronica installateur; een tuiger; watersportwinkels en een polyester bedrijf. Voor dat laatste zijn we hierheen gekomen. De Creoolse baas heet Camille. Hij komt aan boord; we bespreken de werkzaamheden en we komen een prijs overeen. De Breeze is 18 jaar oud en heeft een begin van osmose. Ze moet de wal op. Schillen; drogen en voorzien worden van een aantal nieuwe lagen. Camille meent er drie à vier maanden voor nodig te hebben. We verwachten de Breeze dus in april terug te zien. Voor we naar huis vliegen zorgen we dat ze extra stevig op haar stutten staat vanwege de orkanen en verder hopen we er het beste van. Alleen wie zelf schipper is snapt hoe dat voelt. Twee uur vóór we in de taxi stappen heb ik ook nog een gesprek met Dominique. Hij is scheepsexpert en hij zal de werkzaamheden in de gaten houden. Dit blijkt later allerminst overbodig te zijn. Met een schip is het als met een vrouw; als je niet elke dag met haar danst wordt je stram. De grote afstand, de Hollandse winter en de drukke praktijk maken dat ik in de periode die volgt soms dagen nauwlijks aan de Breeze denk. Maar begin maart wil ik weten hoever het met het droogproces is en zoek ik contact met Camille. Camille heeft echter drie handicaps; hij spreekt uitsluitend Frans; verder leeft hij volgens "pas ni problème" en dat is de Caraïbische variant van "lukt het vandaag niet dan lukt het morgen" en het ergste van alles hij heeft geen e-mailadres. Ik bel enkele malen tevergeefs zijn mobiele nummer maar hij belt nimmer terug. Na een tijdje e-mail ik Dominique. Hij vertelt dat de Breeze geschild is, maar niet half januari zoals afgesproken, maar pas half februari, zodat het droogproces een maand vertraging heeft opgelopen. Hij heeft het vocht percentage gemeten en de ene kant is bijna droog maar de andere kant, die in de schaduw staat, nog lang niet. Hij heeft Camille gezegd dat het schip gedraaid moet worden. Maar hij ziet hem de laatste weken nauwelijks nog op de werf. Ik vrees dat dit laatste feit de komende tijd nog meer onheil zal brengen en knarsetand. Maar ik besef ook dat Dominique mijn beste bondgenoot is en kies een positie tussen aandringen en erkentelijk zijn. In april is, volgens de berichten die door komen, de romp nog niet droog en in mei evenmin. Onze geplande voorjaarsvakantie op Martinique gaat om die reden niet door en vindt plaats in de tuin van de Emmawijk. Alleen als nautische adviseur aan boord bij vrienden wordt er enkele malen wedstrijd gezeild op het IJsselmeer en eenmaal in Schotland. Wél besluiten we dat de vakantie in oktober absoluut door moet gaan en ik intensiveer de communicatie. Er worden e-mails gestuurd naar Dominique met de vraag deze door te spelen naar Camille en idem naar Jocelyne, die op de receptie van de werf werkt. Ik leer de franse woorden voor schillen, spoelen, schuren, drogen, romp, lagen, hars enzovoorts, zodat ik terzake doende vragen kan stellen. De meldingen over de vorderingen zijn schaars. Eenmaal word ik 's nachts plots wakker in het besef dat de accu's niet meer aan de lader staan. De wal stroom kabel haalde in januari het stopcontact nèt, en als de boot gedraaid is om te drogen dan kan het niet anders dan dat die nu tekort is. Ik mail Jocelyne. Ze mailt me een paar dagen later terug; ik had gelijk, maar ze heeft het voor ons opgelost. Pas veel communiceren later, in augustus (the world is a global village; maar ook een dorp heeft uithoeken) bericht Dominique mij dat de romp aan beide zijden 100 procent droog is en dat het werk nu zou kunnen beginnen. Dat wil zeggen; als Camille zich nog vertoont. Dit is het moment waarop we besluiten het vliegtuig te boeken. Omdat ik al zeven maanden taal noch teken heb gehoord van Camille, stuur ik hem berichten per fax, per e-mail (via via) en ten overvloede ook per post. De boodschap luidt: we staan 10 oktober op de werf en13 oktober is de kraan geboekt voor de tewaterlating. Dan zullen 9 maanden verstreken zijn en willen we eindelijk weer varen! Ik oefen ook alvast de franse woorden voor schadeloosstelling; dwangbevel en nog zo wat in prachtige heftige volzinnen van middelbare schoolfrans. Als we landen op 9 oktober blijkt Anjès haar koffer niet in Martinique aangekomen te zijn. Zijn dat slechte voortekenen? Die maandag 10 oktober staan we vroeg op in ons hotel en om zeven uur meld ik mij bij de werf. Camille is er niet. Als ik de manager van het werfterrein naar hem vraag krijgt hij een vermoeide blik in de ogen. Camille heeft problemen gehad met zijn personeel en heeft geen personeel meer. Ook is er betalingsachterstand in huur en hij heeft geen eigen loods meer op het werfterrein. Zijn bestelbus is nu zijn werkplaats, verwoordt de manager beschaafd. Hij komt hier niet vaak meer. Ik tref de Breeze aan op een andere plaats dan waar ik haar achterliet en popel om te zien hoe ze er aan toe is. Nu ik haar zie weet ik in elk geval dat ze niet is gestolen. En ik zie met treurnis dat er een vogelnest zit in de radarsteun. Maar ze staat recht overeind. En jawel...! Ze heeft ook een nieuw epoxy onderwaterschip! Ik jubel en mijn twijfel over de vraag over hoe ik haar hier toch kon achterlaten op dit desolate bananen eiland lost op. Máár?.?het werk is nog lang niet af: de romp moet nog helemaal geschuurd worden; vervolgens moet er nog een laag hechtprimer op; ook nog twee lagen anti-fauling en er moet wat gerepareerd worden aan het roer. Alleen weet ik nu: ook zonder Camille zal ze over drie dagen drijven! En dus sla ik drie dagen aan het klussen van 7 uur 's morgens, bij 35 graden temperatuur overdag en zonder siesta te houden, tot na zonsondergang. Als Camille zich na een paar dagen meldt houd ik het vriendelijk. Ik kan het af zonder hem. Wel moet er met hem over nóg iets worden gedelibereerd. Hij heeft namelijk de oude aardplaat verwijderd (noodzakelijk voor het aanbrengen van de glasmatten) maar in plaats van die te demonteren is deze in stukken gezaagd. Geen alledaags artikel, een aardplaat van de juiste maat, maar tenslotte wordt er een gevonden in de hoofdstad Fort de France. De volgende dag, 13 oktober, negen maanden nadat ze de kant op ging, ligt de Breeze weer in het water. Ik voel me alsof een gijzeling is afgelopen. Ze drijft weer! Ze beweegt weer! De wereld is weer van ons. Hendrik de Zeevaarder wist het ook: navigare necesse est! Het volgende weekend komen Aat en Patricia voor een weekje, over uit Nederland. Na alle geklus houden we het heel relaxt. Wat dobberen, wat ankeren, wat snorkelen, per auto het eiland verkennen en veel culinaire uitstapjes.
De Martinique connection
Zal Kerstmis 2005 een familiereünie worden met twee schepen op Martinique? Dat is de vraag die ons lang voor ons volgende vertrek bezighoudt. Bijna elke dag volgen we de vorderingen van de Doordrijver via de e-mail berichten die ze per satelliettelefoon sturen. We zetten hun posities om de dag in de kaart om een goede inschatting te kunnen maken. Op 30 november zijn Tjal en Pien met de Doordrijver uitgevaren uit la Gomera op weg naar de Carieb. Precies dezelfde tocht als de Breeze drie jaar geleden maakte. Jongens willen wedijveren met hun vader. Maar wel met dat verschil dat vaders eerst sparen voordat ze een schip kopen en hij er nu geld voor heeft geleend. En dat wij het deden in de nadagen van onze carrière en hij al na drie jaartjes werken meende ernstig toe te zijn aan een sabbatical jaar. Maar we hebben er natuurlijk zelf om gevraagd. Jarenlang hebben we er alles aan gedaan om de kinderen te enthousiasmeren voor het zeilen. Ze zijn aan boord van een tjalk geboren en alle drie aan boord opgegroeid. We hebben ze allemaal eerst leren roeien en zeilen en toen pas leren fietsen. Jarenlang waren wij hele zomers op het wad te vinden. We leerden ze alle scheepstypen uit elkaar houden. En toen ze op Vlieland voor het eerst van hun leven een tandem zagen rijden riepen ze: kijk eens pap, mam, een tweemaster fiets! En toen ze jaren later op school van vriendjes hoorden dat je ook aan de wal een vakantie kunt houden, en ze dat ook weleens wilden, hebben we dat behoedzaan ontmoedigd. Wel bijvoorbeeld een tentje aan ze geven om mee te kamperen, maar ook luchtbedjes die 's nachts langzaam leeg liepen. En dat alles om het varen te promoten. Met als gevolg dat Roos nu steevast de ronde van Texel zeilt en onlangs zeer succesvol meedeed aan de wereldkampioenschappen Hobie Cat. Dat Matthijs met mij de oceaan overstak, en dat Tjal datzelfde nu op eigen kiel doet. Als ons vliegtuig landt op Martinique is dat twee dagen vóór de verwachte aankomsttijd van de Doordrijver. Ik verheug me al weken op een ontmoeting op volle zee, nadat we de kids tegemoet gezeild zijn de oceaan op. Zó dat de witte zeilen van de Breeze het eerste is wat ze zien van Amerika. Een ontmoeting in de trant van: "Mister Livingstone I presume?" We provianderen daarom direct en maken het schip zeilklaar. We zoeken contact via de satelliettelefoon om meer te weten over hun precieze aankomsttijd. Maar het lijkt midden in de nacht te gaan worden. Zoals later blijkt om 01.00 uur op de dag voor kerst. En dus zien ze geen witte zeilen als eerste, maar ons witte ankerlicht. Niet op volle zee maar bij de zuidpunt van het eiland. De laatste uren voor de ontmoeting is er veelvuldig marifoon contact. Als ze eindelijk in het zicht komen geven we signalen met de schijnwerper en vér voor ze ons kunnen horen staan we al luid zingend aan dek. Ze komen langszij en we helpen ze met vast knopen. We omhelzen en zoenen elkaar. Ze zien er mager uit. Vierentwintig dagen heeft hun overtocht geduurd. De champagne gaat open. Alle camera's zijn in gebruik. Er komen verhalen. Van iedereen en vaak door elkaar heen. Urenlang. Veel verhalen. Over wind en over golven. Over de wachten bij nacht. Over de teamgeest. Over de gevangen vissen. Over het schip dat zich als een trouwe kameraad heeft gedragen. Over de oceaan en over het weer dat roulette speelt met het lot van zeevaarders. En al vertellend blijft het niet bij één fles champagne. Pas tegen de ochtend gaan we slapen, moe en dronken van verhalen. Voor de Doordrijver na lange tijd weer een horizontale slaap die niet onderbroken wordt door het straffe wacht schema van vier uur op vier uur af. De volgende dagen hebben een hoog familiereünie gehalte. We vieren de geslaagde overtocht, we vieren Kerstmis, we vieren oud en nieuw en we vieren Tjalko zijn verjaardag. We slenteren eindeloos over steigers om boten te bekijken en we verkennen het eiland per auto. En natuurlijk maken we ook een paar zeiltochten. Naar onze favoriete ankerplekjes en langs de kusten van Martinique. We ontmoetten zeilend de Amsterdam, waarvan ik de scheepsarts ken. En de Doordrijver en de Breeze fotograferen elkaar. De Doordrijver van voren en de Breeze van achteren; de Doordrijver van bakboord en de Breeze van stuurboord. Tien keer aan de wind en twintig keer voor de wind. Want we willen tot in het bejaardentehuis beelden bewaren van dit paradijs.
Lokale jollenrace
Stel je een paar duizend mensen voor op het strand en een heleboel geïmproviseerde eetkraampjes onder de palmbomen. Plus een zeilcompetitie van dorp tegen dorp in een sfeer vergelijkbaar met ons skûtsjesilen. Maar dan geen bruine zeilen met witte mannen, maar kakelbonte zeilen met bruine mannen. En geen brede ijzeren schepen, maar smalle houten. En dat alles onder een brandende tropenzon en met meeslepende Caribische muziek die zo hard is dat het strand onder je voeten trilt en die tot ver buiten de baai te horen is. Dat zijn zo wat ingrediënten van de jollenrace van vandaag. We zijn op Martinique, deel van de Franse Antillen. Het is 16 oktober 2006 en hier wordt Thanksgiving gevierd en tevens het officiële einde van het orkaan seizoen. We hebben de Breeze in de marina van Le Marin achtergelaten en zijn vroeg op de vouwfietsen op weg gegaan naar de baai van St. Anne. Iedereen op het eiland blijkt zich te hebben voorbereid op een groot feest vandaag. Op alle kruispunten onderweg staan verkopers van ananassen, gegrilde maïskolven, geroosterde kippen en andere voor ons onduidelijke etenswaar. Al ver vóór het strand staan de bermen vol met auto's en is de muziek te horen. Ter plekke aangekomen blijken alle wedstrijd boten al met vereende krachten van de vrachtwagens te zijn afgeladen en op het strand of in het water gelegd te zijn. Zeventien boten verschijnen er vandaag aan de start. Iedere boot heeft zo'n vijfentwintig bemanningsleden en ieder bemanningslid heeft zijn moeder, zijn tantes, zijn buurvrouwen en zijn broers en zusters meegenomen. Deze schare aanmoedigers heeft haar kampement uitgebreid opgeslagen in de schaduw onder de palmbomen langs het strand. Schaduw, klapstoelen, strooien hoeden en koelboxen van megaformaat behoren hier tot de belangrijkste uitrustingsstukken bij een familie uitje. De strijders zélf zijn druk in de weer met rondhouten, touwwerk en zeilen. Iedere bemanningslid is te herkennen aan zijn tenue dat past bij zijn boot. Hoewel de wedstrijd is voortgekomen uit rivaliteit tussen verschillende dorpen, zijn het nu de sponsorkleuren die prominent aanwezig zijn. Er wordt gestart net voorbij de vloedlijn. Daar waar de boten al wel drijven en de bemanning half in het water de boten rechtop kan houden met behulp van de uitleggers. Dat is nodig omdat de boten van zichzelf onvoldoende stabiliteit hebben. Een zeiloppervlak van ongeveer 80 vierkante meter en een romp van 10.50 meter lang bij 1.80 meter breed, doet het gevaarte al kapseizen zonder dat er wind staat. Een lengte breedte verhouding van een kano dus. De EC norm voor buitengaatse schepen zullen ze er in elk geval niet mee halen. Maar dat is dus juist de pret! Balanceren! De bemanning schuift tijdens het zeilen op de uitleggers zijn gewicht naar buiten en naar binnen, afhankelijk van de winddruk. Als ik de winnende schipper na afloop vraag naar het geheim van zijn succes zegt hij: coördinatie! Veertien man heeft hij vandaag meegenomen bij een windkracht van niet veel meer dan vijftien knopen. Tien man liggen, hangen en klauteren voortdurend op, aan en over de uitleggers om de boot zo recht mogelijk te houden. De rest stuurt en trimt. Kapseizen is allerminst denkbeeldig. Vandaag overkomt het geen van de deelnemende schepen, want het is rustig weer en beschut water hier. Maar aan de Atlantische kant van het eiland, waar ook wordt gezeild, en met flinke wind zal het er anders aan toegaan. En dan zal het een hele toer zijn om de boot weer recht te krijgen. Des Yols worden de boten hier genoemd. Jollen dus. Van oorsprong werd ermee gevist op zee. De buitenboordmotor heeft ze als bedrijfsvaartuig in onbruik doen raken, maar in elk dorp heeft er wel een paar in ere gehouden. Tegenwoordig worden ze voor de wedstrijd speciaal gebouwd. De bouwvoorschriften zijn minimaal. Alleen de lengte ligt vast: tien en een halve meter. De breedte is vrij maar schommelt zo rond de een meter tachtig. De boten worden nog steeds van hout gebouwd maar nu met een laag glasvezel versterkt epoxy. Niet meer dan één laag; dat is een tweede voorschrift dat geldt. Ook de mast heeft onderin een glasvezel versterking, Ook hier geldt: maximaal één laag. Alle rondhouten zijn van de houtsoort cote en zijn behoorlijk zwaar. Maar de uitleggers moeten ook onverwoestbaar zijn vertelt de schipper me. Alleen voor de spriet is bamboe gekozen. En dan de zeilen; niks traditioneel materiaal hier maar modern dacron en liefst zo?n twintig stuks per boot. De start is dus vanaf het strand en bovendien halve winds. Aan loef de boten die het klassement van het seizoen aanvoeren. Er wordt tweemaal gestart vandaag en elke wedstrijd duurt ongeveer anderhalf uur. De toeschouwers kunnen het goed volgen; de verste boei ligt niet verder dan drie mijl van de start en er ligt een keerboei vlak vóór het strand. Het onophoudelijke ritme van de Creoolse muziek hypnotiseert de toeschouwers, de meegebrachte koelboxen worden gestaag geleegd en omdat bijna alle eilanders elkaar wel ergens van kennen wordt er door de families uitvoerig bijgepraat. In de wedstrijd wordt ondertussen fel gestreden. De kopposities worden diverse malen gewisseld. De nummer twee van de ochtend wordt één tijdens de middagwedstrijd en wint daarmee overall. Als de bemanningen aan wal komen is de sfeer uitgelaten. Overwegend mannen van de gestampte pot, hoewel ze hier natuurlijk geen boerenkool kennen. Met het lokale bier worden de zoute kelen gespoeld. Eigenlijk is de hele dag één groot feest en Martinique heeft er voor mij weer een gezicht bij gekregen. Vier jaar zijn we nu in de Carieb en nog dagelijks verbaas ik me over de gigantische cultuurverschillen met onze regio. Soms ben ik daarover zelfs verstoord. Over bijvoorbeeld dingen hier die niet gerepareerd worden en die zo onnodig in verval raken. Dingen die deze West-Europese Calvinist liefst zélf zou schoonmaken, vastschroeven of opschilderen. Verbazing over een leefstijl die de eilanders zelf met enige humor noemen ?pas ni pwoblem?. Maar vandaag voel ik weer grote verwantschap. Want zeilen kunnen ze! En fanatiek zijn ook. En als hun spullen kapot zijn worden deze direct en met verstand van zaken gemaakt. Ik vraag na afloop honderd uit en ze vertellen me alles met trots. En als wij aan het einde van deze lange dag door de heuvels terug fietsen naar de marina, komen de autobussen met bemanningsleden toeterend en uit de raampjes hangend voorbij. Zeevaarders, net als wij.
Verraad
Zondag 29 oktober 2006 wordt de Breeze verkocht. We zijn er beduusd van. Een jaar lang heeft ze te koop gestaan bij de plaatselijke makelaar. Maar zonder succes. Een jaar lang hebben we ook gedubt of we het wel écht willen. Er zijn wat grote investeringen nodig voor de huidige wijze van gebruik. Zonnepanelen of een aggregaat voor als we langer voor anker liggen. En liefst ook airconditioning. Investeringen waarover je moet nadenken als het schip 20 jaar oud is. En dan plotseling drie dagen voor ons vertrek naar huis, we zijn de koffers al aan het inpakken, staat er een Frans echtpaar op de steiger. De Breeze is in tijden niet zo mooi geweest. Een paar dagen geleden heeft onze nieuwe Argentijnse vriend Roberto voor ons de hele romp gepoetst in de bijboot. Zelf heb ik de teakhouten kuipbanken vervangen. Binnen is alles opgeruimd en spic en span. Vivaldi klinkt lieflijk uit de luidsprekers. De kandidaat kopers tonen zich zeer enthousiast. Mevrouw vindt met name de eendjes op onze gordijntjes zo prachtig. Het zijn senioren en ze hebben nog nooit eerder gezeild. Ze blijven nog geen kwartier, maar 's middags komen ze terug met de makelaar. Die heeft er tot nu toe alleen op afstand een paar foto's van genomen, maar doet nu alsof hij er zelf de oceaan mee is overgestoken. Wij houden ons op afstand. De volgende dag worden de contracten getekend. Het "promesse d'achat", in drievoud in het Frans en met een soort Engelse vertaling erbij. We kunnen het niet goed geloven. Maar we moeten wakker worden want we hebben nog maar een dag om al onze huisraad in te pakken. We kopen bij de lokale supermarkt de totale voorraad boodschappentassen op, evenals alle plakband. Maar omdat het er allemaal niet in kan, delen we aan de kinderen op de steiger royaal zwemvestjes uit, snorkelspullen en hengels. De rest persen we in de tassen. De makelaar heeft zich contractueel verplicht deze een jaar lang bij hem thuis op te slaan. Toen hij tekende wist hij nog niet dat hij vijfenveertig boodschappentassen en twee vouwfietsen in zijn logeerkamer zou krijgen. Onze beduusdheid duurt voort als we in het vliegtuig zitten. De Breeze verkocht. Zou het echt waar zijn? Je weet het nooit met die Fransen. Maar als het waar is, verdient deze aspirant zeiler het eigenlijk wel om in onze Breeze te zeilen? Nog nooit heeft ze ons in de steek gelaten. Alle havens van de Engelse oostkust hebben we met haar bezocht. Talloze 24-uurs races hield zij zich kranig. Zelfs bij windkracht 9. Met de Schuttervaer-race scheurde ze 's nachts door de geulen van het Wad. Tijdens de 200 mijl solo wist ze me aan boord te houden toen ik mijn evenwicht verloor. In de Lagos race bracht ze ons naar de tweede plaats in ons klassement en in de dramatische Lissabon race wist ze de bemanning te behouden. En wat doen wij? Wij doen haar van de hand op een achternamiddag aan een Franse aankomende amateur schipper in ruil voor een zak met geld.
|
|